Dit is ‘m dan, dacht ik toen ik ‘s ochtends door de gangen van de Tweede Kamer liep. Mijn laatste officiële werkdag hier. En nog ontzettend veel te doen.
Ik begon eerst maar eens met het opruimen van mijn bureau. Drie stapeltjes: ‘had al lang weggegooid moeten worden’, ‘kan alsnog weggegooid worden’ en ‘moet in het overdrachtsdossier’. Het is alleen een beetje onduidelijk aan wie ik moet gaan overdragen: ik heb immers geen opvolger.
Nu had ik deze dag ook een raadsvergadering, die vanwege de grote hoeveelheid aan agendapunten al om vier uur ‘s middags begon. Ik liet het eerste deel daarvan echter aan me voorbijgaan. Ik wilde wel een beetje fatsoenlijk afscheid nemen. Collega Peter had een fles cognac meegenomen die eerst even soldaat gemaakt moest worden.
Als campagnemedewerker leek het mij toepasselijk om af te sluiten met en lied dat GroenLinks gebruikte tijdens de campagne van 1994: ‘de Ballade van de Salade’. ‘Geen wonder dat we in 1994 een zetel verloren’, mompelde ik tijdens het horen van het nogal suffe liedje. Maar het behoort nu eenmaal tot de canon van onze partij.
Dag Tweede Kamerfractie, U was een fijne werkgever.
En nooit hebben we geluncht in al die tijd….. Wat slecht dat het bij een voornemen is gebleven. Wat ga je doen nu?
[sÇ: op mijn gemak een leuk tijdverdrijf zoeken. ik dacht aan vissen.]
En nu? Je laat je politieke talent toch niet verloren gaan voor het land, wel?
[sÇ: dat zal toch niet?]
Het wordt zo wel een heel spannende soap. Wat zal het nieuwe jaar Selcuk brengen?
[sÇ: met een beetje geluk kom je er nog voor 2009 achter.]