Retorno a Uruguay – ma 19 jan. 2009

Blogger met Brandaris
Blogger met Brandaris

Ik heb verzuimd te vermelden dat zware tabak altijd een populair luxe-artikel is in het buitenland. Hoewel ik altijd incalculeer wat extra’s mee te nemen, is het telkens maar de vraag of dat wel voldoende is. Grootste afnemers van mijn zware tabak totnogtoe: een Zweedse medewerker van Socialegria. Inmiddels was ik aan mijn laatste pak shag begonnen.

De gids die ons zondag door het Amazonewoud loodste, wilde ook wel eens een zware proberen. Vriendelijk bood ik hem mijn pakje aan. Dankbaar rolde hij een shaggie en gaf het pakje vervolgens terug. In mijn onbegrensde vriendelijkheid herhaalde ik aan het eind van de wandeling de handeling en hield het pakje zware tabak opnieuw voor zijn gezicht. Hij keek mij enigszins vragend aan. Ik probeerde duidelijk te maken dat hij nog best een shaggie mocht rollen. Dankbaar knikte hij, stak het pakje shag in zijn broekzak en liep weg. Mij in verslagenheid achterlatend. Mijn Portugees is non-existent en op dit soort momenten is Fab natuurlijk nergens te bekennen.

Het verblijf in het paradijs duurde maar kort. Na vier dagen was het al weer tijd om, via Belém terug te keren naar Uruguay. In totaal had ik een reisje van een-en-twintig uur voor de boeg. Met een overstaptijd van negen en een half uur in Belém en vervolgens nog eens drie uur in Sao Paulo.

Op zich had ik, toen ik om vier uur ‘s middags in Belém aankwam, nog best even de stad in kunnen trekken. Maar mijn relatie met deze plaats was niet gebouwd op een gelukkig gesternte, dus ik bleef rond het vliegveld hangen. Sterker: er was een internetcafé, waar ik mijn mail heb bijgewerkt, gechat heb met ene Erwin en de eerste vakantieverhalen aan de tekstverwerker heb toevertrouwd. Af en toe liep ik naar buiten om een sigaret op te steken. Ik miste mijn Brandaris.

Communidade de Jamaraqua – zo 18 jan. 2009

ondeweg naar Jamaraqua
ondeweg naar Jamaraqua

We moesten er vroeg uit, wilden we enigszins op tijd bij de communidade de Jamaraqua aankomen. Het was met het bootje van Pré immers wel een paar uurtjes varen over de Rio Tapajós. Ik moet toegeven: in een tropisch land is het best vreemd om wakker te worden als het nog donker is.

De boottocht was vooral rustig. Eens in de zoveel tijd moesten we stoppen om bij te tanken en respectievelijk iets te drinken dat op koffie leek of toestemming te vragen om het natuurreservaat binnen te varen.

De communidade de Jamaraqua is een kleine gemeenschap van een paar honderd mensen. De bewoners voorzien in hun behoeften door middel van kleinschalige landbouw en nijverheid. Zo exporteren de Jamaraquanen zelfgetapte, ruwe rubber. Een aantal van hen heeft daarnaast een baan in de grote stad, wat in dit geval Santarém is. Stromend water en riolering is er in Jamaraqua niet en de gemeenschap is pas sinds enkele maanden aangesloten op het electriciteitsnet.

We kwamen aan met onze eigen boodschappen, die door een bewoonster werd omgetoverd tot warme lunch. Jamaraqua heeft weliswaar een klein winkeltje, maar het is niet de bedoeling dat bezoekers daar te veel gebruik van maken. Het zou de tere balans in de zelfvoorzienendheid te veel vertstoren. Daarnaast: de winkelier moet telkens naar Alter-du-Chão varen om zijn voorraad aan te vullen. De winkelier vindt het nog al vreemd om die dan weer te verkopen aan bezoekers die daar zelf nota bene net vandaan komen. En gelijk heeft ‘ie.

Na een flinke en door het vochtige weer ook tamelijk vermoeiende wandeling door het Amazonewoud, lieten de bewoners ons hun rubberfabriek zien. Uit nieuwsgierigheid vroeg ik wat de komst van electriciteit nu voor verandering teweeg had gebracht in de gemeenschap. In mijn naïviteit hoopte ik nog even op nobele antwoorden over studie en arbeidsproductiviteit. „mijn zus heeft een wasmachine gekocht en ik een tweede televisie”, Antwoordde de gids ons.

Zie je wel, mensen zijn overal het zelfde.
Lees verder “Communidade de Jamaraqua – zo 18 jan. 2009”

Alter do Chão – za 17 jan. 2008

Alter do Chão
Alter do Chão

Om in de korte tijd die me restte in Santarém toch nog wat mee te krijgen van het immense en prachtige Amazone-gebied, reisde ik samen met Fab naar de plaatselijke toeristische trekpleister Alter do Chão. Daar woonde een wat hippie-achtige vriend van Fab, die ons met een boot naar één van de gemeenschappen zou brengen.

Het Hostel waar we verbleven mag nauwelijks zo genoemd worden. Het huis van onze boot-hippie bestond uit een afgesloten keuken en slaapkamer voor de gastheer zelf. De rest van zijn woning was eigenlijk niet meer dan zijn tuin met daarboven een palmbladen dak. Een soort ecologische partytent eigenlijk. De overnachters wordt vooraf vriendelijk verzocht hun schoenen uit te doen ten einde de kwade energie buiten te houden. Dit huis is een Japans huis. Vervolgens kunnen de gasten hun hangmat aan één van de houten balken ophangen. Vandaar dat ik zojuist in Santarén nog even een hangmat had aangeschaft.

Alter do Chão is een idyllisch plaatsje aan de Rio Tapajós, een brede rivier die uitmondt in de Amazone. De busreis ernaar toe bracht ons langs groene heuvels en hobbelige paden. In de rivier ligt een soort zandbankje, een populaire plek voor veel mensen die er de hele dag onder een afdakje genieten van het weer en de rivier. Bootjes reizen af en aan om mensen heen, dan wel terug te brengen. In Alter do Chão deden we wat boodschappen voor onze lunch morgen en hadden we een ontmoeting met ons avondeten.

Nu was er vooraf in Santarém ook nog de roddel dat er die zaterdagavond een enorm feest zou zijn in Alter do Chão. Nu vroeg ik me al af hoe zo’n bericht in Santarém belandt, maar het bleek ook niet waar te zijn. Niet erg overigens, we moesten de volgende ochtend vroeg uit de hangmat om op tijd stroomopwaarts de Rio Tapajós op te varen op zoek naar originele Amazone-bewoners.

Nadat bij het uittesten van de opgehangen hangmat deze eerst een keer was losgeraakt en ik wat hardhandig op de betonnen vloer terechtkwam, heb ik die nacht verder eigenlijk best lekker geslapen.

Cerveja – vr 16 jan. 2009

Haven van Santarém
Haven van Santarém

Een eettentje waar de lunch per gram werd afgerekend, Skol lijkt het nieuwe nationale bier, de enige bands in Santarém zijn reggae-bands en wie geld wil verdienen zou eens moeten proberen Guarana-limonade te exporteren naar Nederland.

Mijn eerste dag in Santarém was er één van nieuwe indrukken. Allereerst: zo tegen de avond zweet iedereen zich kapot. Naarmate de dag vordert, wordt de lucht steeds vochtiger, totdat ergens in de avond alles in korte tijd naar beneden valt.

De confrontatie met Guarana-limonade was gastronomisch misschien wel de grootste verrassing totnogtoe. Een frisse, zoete en zeer energierijke frisdrank gemaakt van de zaden van de Guarana-plant die alleen maar in het Amazonegebied groeit.

Even bijzonder was de confrontatie met het biermerk Skol, al is het maar omdat dit van oorsprong Deense merk jarenlang in brouwerij in Breda gebrouwen werd, nadat Allied Breweries de Bredase brouwerij de Drie Hoefijzers had overgenomen. De Skol die in Brazilië geschonken was, is overigens maar een zeer matig pilsje, wat me doet vermoeden dat eigenaar Imbev (voorheen Interbrew) het recept heeft veranderd. Zie hier overigens de internationalisering: Breda Bier is alleen maar in Spanje te verkrijgen, het Deense Skol drinkt men tegenwoordig in Brazilië. Zie hier de expansiedrift van de Belgische families De Spoelberch, Van Damme en Van der Straaten.

Die avond zat ik met een Deens biertje samen met Brazillianen, Duitzers en Zweden op een terras in Santarém te genieten naar het plaatselijke reggae-bandje dat verdienstelijk de ene na de andere Bob Marley-cover speelde. Hoe geglobaliseerd wil je het eigenlijk hebben?

Santarém, Aqui Estou Eu – do 15 jan. 2008

Cargill in Santarém
Cargill in Santarém

Terwijl het in Belém steeds harder begon te regenen, vertrok ik per vliegtuig naar Santarém, waar de bij mijn aankomst al uitbundig zat te schijnen. Per taxi ging ik naar het kantoor van Socialegria.

Fab en Jac werken beide voor een organisatie met de naam Socialegria, dat zoveel betekend als Maatschappij en vreugde. Daar zijn ze vooral bezig met projecten in de communities langs de Amazone. Een voorbeeld: via radioprogramma’s en krantjes die door de mensen zelf gemaakt worden, leren de bewoners van de kleine gemeenschappen over elkaars problemen en wordt politiek bewustzijn gecreëerd. En dat is weer handig als één of andere grootgrondbezitter weer een stuk grond van de bewoners probeert af te pakken. Maar ook het milieu en het beschermen van het Amazonewoud speelt een belangrijke rol. Iedereen is dan ook behoorlijk enthousiast: morgen komt de boot van GreenPeace langs om actie te voeren tegen de omstreden soya-transporteur Cargill.

Aanvankelijk was het de bedoeling dat ik bij Fab en Jac zou blijven. Nu wil echter het geval dat Fab en Jac sinds de kerst niet meer samenwonen en Fab was daarom tijdelijk ingetrokken bij haar collega Fabio. Of het een probleem zou zijn als ik daar ook een paar nachten zou blijven. Geheel volgens de geldende Braziliaanse normen voor gastvrijheid vormde dat geen enkel bezwaar en of Fab in het vervolg geen domme vragen meer wilde stellen. Geheel volgens de geldende Nederlandse normen deed Fab dat toch door vervolgens te vragen of ik dan ook de extra matras voor loges mocht gebruiken. Fabio zei niets en keek haar slechts glazig aan. Dit alles in perfect Portugees natuurlijk.

Salvação – wo 14 jan. 2009

Belèm Airport
Belém Airport

Na een dag had ik de belangrijkste plekken in het Sagres-hoetl wel ontdekt. Zo ook een klein reisagentschap dat elke dag een paar uur open was. Het leek me een verstandig idee om een vlucht naar Santarém te boeken. Vooral omdat ik zo langzamerhand door mijn literatuur heen was.

Natuurlijk sprak de aardige mevrouw aan het bureau net zo min Engels als alle andere werknemers van het hotel. Maar met handen en voeten en vooral heel veel wijzen naar de kalender kwamen we een heel eind. Een goedkope vlucht was het niet, maar de volgende dag zou ik dan toch echt naar Fabiënne en Jacobien vliegen. Niet, overigens, voor ik de verschuldigde 1589 Braziliaanse Reals contant afgerekend had. Het agentschap accepteerde alleen America Express, terwijl ik een verstokte Visa-gebruiker ben. Gelukkig had de supermarkt om de hoek een pin-automaat.

Ondertussen begon ik aan Joseph Heller’s Catch 22. Niet het beste boek misschien, als je nog een aantal vlieguren moet maken. Maar ik had bedacht dat de godganse dag via de BBC het toenemende aantal burgerdoden in Gaza volgen een einde van die oorlog ook niet bepaald dichterbij zou brengen.

Solidão – di 13 jan. 2009

Uitzicht vanaf kamer 409
Uitzicht vanaf kamer 409

„Just take me to any hotel”, probeerde ik de taxi-chauffeur duidelijk te maken. Uiteraard sprak hij geen woord Duits of Engels en tot overmaat kende hij het Any-Hotel niet. Het werd uiteindelijk het Sagres-hotel, waar ik de komende paar dagen in eenzame opsluiting zou doorbrengen.

In Belém spreekt niemand iets anders van Portugees. En hoewel ik van het Spaans af en toe nog wel wat kon maken, was ik in het Portugees niets minder dan hopeloos verloren. Het duurde dan ook niet zo heel erg lang voordat ik onwillekeurig een hekel kreeg aan het zeurderige dialect dat er gesproken was. Mijn contact met de buitenwereld bestond uit een televisie met, naast een smak lokale zenders, ook BBC World, HBO en the Universal Movie Channel. Het was duidelijk niet het meest goedkope hotel waar de taxi-chauffeur me naar toe gebracht had.

En zo pendelde ik gedurende de dag tussen hotelkamer, terras en dinerzaal, met in mijn hand steevast Everything is Illuminated van Jonathan Safran Four. Soms is literatuur de enige barrière tussen beschaving en waanzin.

Bem-vindo ao Brasil – 12 jan. 2009

Uruguayaanse koeien
Uruguayaanse koeien

Tijd om afscheid te nemen. Die middag zouden Perlita en ik Sebi achterlaten. Perla om terug te keren naar Nederland, ik om af te reizen naar het Amazone-gebied.

Om half één vertrok mijn vliegtuig naar Sao Paulo. Daar moest ik vervolgens zes uur wachten op mijn vlucht naar Belém. Gelukkig kent dat vliegveld een rokersbar. Rond half twaalf ‘s avonds arriveerde ik op het vliegveld van Belém, waar Fab op me zou wachten. Zou, zeg ik met nadruk, want Fab was nergens te bekennen.

Dat was vreemd, aangezien Sebi de dag van te voren nog contact met haar had om onze ontmoeting op het vliegveld te regelen. Gelukkig is er tegenwoordig de mobiele telefoon en binnen no time had ik met mijn Nederlandse abonnement contact met de Braziliaanse telefoon van Fabiënne, die werd opgenomen door haar vriendin Jacobien. Die wist me te vertellen dat Fab toch echt al een uur geleden naar het vliegveld was vertrokken. Ik moest maar even wachten.

Ik wachtte geduldig, maar Fabiënne kwam niet. Wel kreeg wat later ik een sms’je met de mededeling dat Fab al weer terug thuis was zonder mij gevonden te hebben. Of ik een taxi kon pakken naar Benjamin Constant 2915. Ik hield een taxi aan en liet de chauffeur die uiteraard geen woord buitenlands sprak het adres lezen. Een half uur later waren we in Benjamin Constant, een straat die niet veel verder ging dan huisnummer 1750. Opnieuw pakte ik de telefoon.

Na een gesprek van enkele minuten waarvan ik de helft kon horen en niets kon verstaan, maar waarbij duidelijk sprake was van wederzijdse opwinding, kreeg van de chauffeur de telefoon terug. „Wat doe jij in Belém?”, vroeg Jacobien me enigszins bozig. „Wij wonen in Santarém.” „Ligt dat hier ver vandaan”, probeerde ik nog. „Drie dagen met de boot.”

Homo Destingans – vr 1 aug. 2008

Belém - PA, Brazilië, (c) Google
Belém - PA, Brazilië, (c) Google

Het is geboekt. Er valt niets meer aan te veranderen. Geen annuleringsverzekering, het is definitief. Al stapelen de sterfgevallen zich binnen de familie op, ik ben in januari in Zuid-Amerika.

Vandaag kwam het verlossende telefoontje van Sebi: we vliegen vanaf Brussel naar Frankfurt en stappen daar over op de vlucht naar Sao Paulo. Daar wacht dan, als het goed is, de vlucht naar Montevideo. Totale reistijd: 25 uur en 40 minuten, waarvan 17 uur en veertig minuten vliegend, en acht uur wachtend.

Met deze ticket van een kleine duizend euro waren we er overigens nog niet. Er moest ook nog een interne vlucht naar Belèm in Brazilië. Ook een kleine zeshonderd euro. En misschien zit een bezoekje aan Buenos Aires er ook nog wel in.

Ik heb er zin in. En eigenlijk, zeker als ik op mijn werk moet aanhoren naar welke vakantiebestemmingen mijn collegae binnenkort allemaal vertrekken, zou ik morgen al willen vertrekken. Maar ik ben geduldig. Want wat is er nu heerlijker om op dertig december op het vliegtuig te stappen en ruim drie weken later gebruind terug te komen in een door de winter geteisterd Nederland.

Nu nog even kijken hoeveel het kost om mijn vlucht klimaatneutraal te maken. En hopen dat het niet zo koud wordt dat ik de elfstedentocht van januari 2009 ga missen.

Homo Vadens – ma 21 juli 2008

Amazone-rivier

Ik had na lange tijd weer eens met Sebi afgesproken. Het werd hoog tijd ons jarenoude plan eens naar zuid-Amerika af te reizen nu eens te concretiseren.

Brazilië, ergens midden in de Amazone, en Urugay, daar waren we het snel over eens. En eind december of begin januari. Daar kwamen we ook wel uit. En dat Sebi via internet op zoek zou gaan naar de goedkoopste tickets, dat eigenlijk ook wel. „Dus we doen het?” „Ja! We doen het.”

Dat ik daarna nog een aantal trekjes van zijn joint nam en vervolgens, ik heb een lage tolerantie voor thc, apestoned in de tram naar zijn huis zat, kon ook al niet deren. Ik moest de volgende morgen toch weer in Utrecht zijn, dus ik kon net zo goed op zijn logeerbed crashen.