Diebstahl bei Tageslicht – do 22 jan. 2009

Frankfurt Airportcity
Frankfurt Airportcity

Met een vertraging van een uur kwamen we aan op de luchthaven van Frankfurt. Het werd haasten. We hadden slechts een overstaptijd van twee uur, waar de helft inmiddels al van was verstreken. De rij bij de transit-balie van Lufthansa was ellenlang en er leek maar nauwelijks beweging in te zitten.

Na het inchecken bleken we werkelijk de hele luchthaven door te moeten lopen. Trappen op, eindeloze gangen uitlopen, trappen af en naar de douane en veiligheidsdiensten. Of we nog wat bij ons hadden. Ja hoor, vier sloffen sigaretten en een fles whisky.

Da’s twee sloffen te veel, meldde de dame mij, terwijl ze de gesealde zak met sigaretten en whisky open scheurde. Dat ze me in Sao Paulo verteld hadden dat je met zijn tweeën vier sloffen de EU binnen mag nemen, bleek onjuist. Geïrriteerd maar beleefd overhandigde ik de dame de verschuldigde 57 euro accijns. De sigaretten waren inmiddels nog nauwelijks goedkoper dan in Nederland.

Nog een klein kwartier voor onze vlucht naar Brussel zou vertrekken. Het volgende obstakel was de veiligheidspolitie. Die de fles whisky innam. Hij zat immers niet in een gesealde tas. „Ja maar die hebben Uw collegae van de douane net opengescheurd”, jammerde ik. Maar het mocht niet baten. Kennelijk worden tassen die in Sao Paulo dichtgesealed zijn, sowieso niet geaccepteerd als handbagage. „It kind of takes away the whole purpose of tax-fee shopping”, beet ik de anti-terrorismefascist toe. Ik mocht desgewenst nog terug naar de incheckbalie om de fles bij mijn gewone bagage te doen, maar aangezien mijn vliegtuig over enkele minuten zou vertrekken en de incheckbalie zo’n drie kilometer verder ligt, was dat geen optie. In de wetenschap dat elke verwensing die ik hardop zou uiten, mij ongetwijfeld een arrestatie op zou leveren, wenste ik stilletjes dat de beambte een voedselvergiftiging zou oplopen aan de whisky die hij ongetwijfeld zelf mee naar huis zou nemen en liep zonder nog iets te zeggen door. In de ruimte die ik binnenliep, barstte het van de tax-free winkeltjes waar je whisky en sigaretten kon kopen. Ik heb het niet gedaan. De hele vliegindustrie kon wat mij betreft op dat moment de lucht in.

Uiteraard hadden we inmiddels onze vlucht naar Brussel gemist. Een uur later ging de volgende. Ondertussen, geagiteerd als ik was, had ik enorme behoefte aan een sigaret en een glas whisky.

Transit – wo 21 jan. 2009

Laatste blik op Montevideo
Laatste blik op Montevideo

Wat doen twee mensen die negen uur moeten zien te overbruggen op een luchthaven? Juist, zij zoeken de bar alwaar zij roken en drinken.

Andere opties zijn lezen, slenteren en tax-free winkelen. Vier sloffen lucky-strikes en een fles vijftien jaar oude Glenlivet welteverstaan. Na een tweede bezoek aan het barretje kwamen we een Engelse ondernemer tegen, de eigenaar van de, volgens hemzelf, fameuze nachtclub Legs11 in Chinatown, Birmingham. Getrouwd met een Braziliaanse en geen grote fan van de politie. In Engeland althans. In Brazilië laten ze hem met rust omdat hij lijkt op iemand van de geheime politie. Hij kreeg een biertje van ons. Wij kregen een aansteker van hem.

Onze vlucht naar Frankfurt was flink vertraagd. Oh, ironie, aangezien juist een aanvankelijke vervroeging van de vlucht de reden was voor onze reisorganisatie om ons op een eerdere vlucht naar Sao Paulo te boeken. De nacht in het vliegtuig kwam ik door dankzij te slechte films op het on board entertainment system en diverse succesvolle pogingen in slaap te vallen in de vliegtuigstoel.

Houdoe y gracias – di 20 jan. 2009

Oscar, Sergio, Carlitos, Sebi en Selçuk
Oscar, Sergio, Carlitos, Sebi en Selçuk

Tegen twaalven ‘s middags arriveerde ik in Montevideo. Oscar, een vriend van Sergio, haalde ons op met zijn net aangeschafte Mercedes. Het was lekker weer, we besloten een copieuze lunch tot ons te nemen en bij een bank iets verderop haalde ik zeshonderd dollar aan contanten van mijn creditcard om de huur van de auto waar we verleden week in rondreden, te kunnen voldoen.

Die avond was het tijd voor de laatste asado, thuis bij Marcello. De dag erna volgde onze terugreis. Of eigenlijk: de twee dagen daarna. Vanwege gewijzigde vliegtijden had onze reisorganisatie onze reservering voor de vlucht van 19.20 uur naar Sao Paulo (serieus, dat wordt dus de vierde keer dat ik op die luchthaven ben) omgeboekt naar 12.45 uur. Opnieuw negen uur wachten in een luchthaven. Het nadeel van Sao Paulo: ze hebben géén internetcafé. Het grote voordeel: ze hebben een bar waar je mag roken. Jammer dat mijn shag op is.

Retorno a Uruguay – ma 19 jan. 2009

Blogger met Brandaris
Blogger met Brandaris

Ik heb verzuimd te vermelden dat zware tabak altijd een populair luxe-artikel is in het buitenland. Hoewel ik altijd incalculeer wat extra’s mee te nemen, is het telkens maar de vraag of dat wel voldoende is. Grootste afnemers van mijn zware tabak totnogtoe: een Zweedse medewerker van Socialegria. Inmiddels was ik aan mijn laatste pak shag begonnen.

De gids die ons zondag door het Amazonewoud loodste, wilde ook wel eens een zware proberen. Vriendelijk bood ik hem mijn pakje aan. Dankbaar rolde hij een shaggie en gaf het pakje vervolgens terug. In mijn onbegrensde vriendelijkheid herhaalde ik aan het eind van de wandeling de handeling en hield het pakje zware tabak opnieuw voor zijn gezicht. Hij keek mij enigszins vragend aan. Ik probeerde duidelijk te maken dat hij nog best een shaggie mocht rollen. Dankbaar knikte hij, stak het pakje shag in zijn broekzak en liep weg. Mij in verslagenheid achterlatend. Mijn Portugees is non-existent en op dit soort momenten is Fab natuurlijk nergens te bekennen.

Het verblijf in het paradijs duurde maar kort. Na vier dagen was het al weer tijd om, via Belém terug te keren naar Uruguay. In totaal had ik een reisje van een-en-twintig uur voor de boeg. Met een overstaptijd van negen en een half uur in Belém en vervolgens nog eens drie uur in Sao Paulo.

Op zich had ik, toen ik om vier uur ‘s middags in Belém aankwam, nog best even de stad in kunnen trekken. Maar mijn relatie met deze plaats was niet gebouwd op een gelukkig gesternte, dus ik bleef rond het vliegveld hangen. Sterker: er was een internetcafé, waar ik mijn mail heb bijgewerkt, gechat heb met ene Erwin en de eerste vakantieverhalen aan de tekstverwerker heb toevertrouwd. Af en toe liep ik naar buiten om een sigaret op te steken. Ik miste mijn Brandaris.

Salvação – wo 14 jan. 2009

Belèm Airport
Belém Airport

Na een dag had ik de belangrijkste plekken in het Sagres-hoetl wel ontdekt. Zo ook een klein reisagentschap dat elke dag een paar uur open was. Het leek me een verstandig idee om een vlucht naar Santarém te boeken. Vooral omdat ik zo langzamerhand door mijn literatuur heen was.

Natuurlijk sprak de aardige mevrouw aan het bureau net zo min Engels als alle andere werknemers van het hotel. Maar met handen en voeten en vooral heel veel wijzen naar de kalender kwamen we een heel eind. Een goedkope vlucht was het niet, maar de volgende dag zou ik dan toch echt naar Fabiënne en Jacobien vliegen. Niet, overigens, voor ik de verschuldigde 1589 Braziliaanse Reals contant afgerekend had. Het agentschap accepteerde alleen America Express, terwijl ik een verstokte Visa-gebruiker ben. Gelukkig had de supermarkt om de hoek een pin-automaat.

Ondertussen begon ik aan Joseph Heller’s Catch 22. Niet het beste boek misschien, als je nog een aantal vlieguren moet maken. Maar ik had bedacht dat de godganse dag via de BBC het toenemende aantal burgerdoden in Gaza volgen een einde van die oorlog ook niet bepaald dichterbij zou brengen.

Bem-vindo ao Brasil – 12 jan. 2009

Uruguayaanse koeien
Uruguayaanse koeien

Tijd om afscheid te nemen. Die middag zouden Perlita en ik Sebi achterlaten. Perla om terug te keren naar Nederland, ik om af te reizen naar het Amazone-gebied.

Om half één vertrok mijn vliegtuig naar Sao Paulo. Daar moest ik vervolgens zes uur wachten op mijn vlucht naar Belém. Gelukkig kent dat vliegveld een rokersbar. Rond half twaalf ‘s avonds arriveerde ik op het vliegveld van Belém, waar Fab op me zou wachten. Zou, zeg ik met nadruk, want Fab was nergens te bekennen.

Dat was vreemd, aangezien Sebi de dag van te voren nog contact met haar had om onze ontmoeting op het vliegveld te regelen. Gelukkig is er tegenwoordig de mobiele telefoon en binnen no time had ik met mijn Nederlandse abonnement contact met de Braziliaanse telefoon van Fabiënne, die werd opgenomen door haar vriendin Jacobien. Die wist me te vertellen dat Fab toch echt al een uur geleden naar het vliegveld was vertrokken. Ik moest maar even wachten.

Ik wachtte geduldig, maar Fabiënne kwam niet. Wel kreeg wat later ik een sms’je met de mededeling dat Fab al weer terug thuis was zonder mij gevonden te hebben. Of ik een taxi kon pakken naar Benjamin Constant 2915. Ik hield een taxi aan en liet de chauffeur die uiteraard geen woord buitenlands sprak het adres lezen. Een half uur later waren we in Benjamin Constant, een straat die niet veel verder ging dan huisnummer 1750. Opnieuw pakte ik de telefoon.

Na een gesprek van enkele minuten waarvan ik de helft kon horen en niets kon verstaan, maar waarbij duidelijk sprake was van wederzijdse opwinding, kreeg van de chauffeur de telefoon terug. „Wat doe jij in Belém?”, vroeg Jacobien me enigszins bozig. „Wij wonen in Santarém.” „Ligt dat hier ver vandaan”, probeerde ik nog. „Drie dagen met de boot.”

Homo Postremum – di 30 dec. 2008

paspoortstempel

De vakantie kon niet slechter beginnen. Nog voordat ik de deur van mijn huis voor de komende drie weken achter me had dichtgetrokken, hing ik al kotsend over de wasbak.

De nacht voor mijn vertrek had ik goeddeels doorgebracht met het schrijven van verlate blogjes en grote hoeveelheden koffie. Aangezien de vliegreis naar Montevideo een klein etmaal in beslag zou nemen, leek het me een goed idee om een flink slaaptekort op te bouwen. Het wat onbestemde gevoel in mijn maag dat ik tegen de ochtend begon te voelen, was dan ook eerder het gevolg van de koffie dan van iets anders, dacht ik toen ik op het laatste moment nog een tandenborstel door mijn mond heen haalde. De daaropvolgende braaksessie wees me hardhandig op het ongelijk van deze veronderstelling.

Erger nog dan het bewijs dat ook ik niet onfeilbaar ben, was de misselijkheid er ook oorzaak van dat ik niet meer op tijd zou kunnen zijn voor de trein naar Roosendaal (ik moest mij immers ontdoen van het zojuist volgespuwde t-shirt om mijn medereizigers niet vanaf het allereerste moment van mij vervreemden), waar ik Sebi en Perlita zou ontmoeten om samen door te reizen naar vliegveld Zaventem bij Brussel. Aldus belde ik moeder met de vraag of zij mij wellicht per automobiel naar Roosendaal zou willen brengen. Helaas bleek ook zij net haar hele maaginhoud het riool in geholpen te hebben. Ofwel was de pompoensoep van twee dagen her de oorzaak van onze simultane overgave, dan wel een toevallig samenvallen van twee buikgriepvirusjes. Hoe dan ook, de enige wijze om op tijd in Roosendaal te geraken, was het laten komen van een taxi.

Dat ik de taxi beter niet had kunnen nemen, bleek natuurlijk pas toen ik al halverwege Roosendaal was. De internationale trein waar Sebi en Perlita mee zouden arriveren, was geannuleerd en het zelfde gold voor de daaropvolgende internationale treinen. Wie naar België wilde, kwam niet verder dan Essen, het eerste plaatsje over de Belgisch-Nederlandse grens.

Het was uiteindelijk Jean-Paul, een in Roosendaal wonende oom van Sebi, die ons met zijn auto naar Zaventem bracht. En waar we, dankzij de vertraagde vlucht naar Frankfurt, nog ruim voldoende tijd hadden om iets te eten. Sebi en Perlita althans. Ik voelde me nog steeds wat lafjes en at maar liever niets.