En zo zat ik aan het eind van de middag, na een korte stadswandeling, toch weer even met een biertje in de hand bij Dok 19. Ik was mijn fiets kwijt en hoopte hem ergens in de stad tegen te komen, maar helaas.
Het was niet helemaal helder wat er precies was gebeurd. De avond ervoor was ik na Boogie Down op het terras van de Dok beland met Janneke, Jaap, Sebi en Perlita, waar we een niet nader te noemen aantal alcoholische versnaperingen en 20 Vietnamese Loempia’s naar binnen werkten. Het was Jaap die als eerste besloot naar huis te strompelen. Sebi en Perlita hadden hun laatste trein naar Etten-Leur verruild voor een slaapplek bij mij en Janneke wilde nog wel even naar het volgende etablissement.
Nu zou ik zweren dat ik mijn fiets aan de hand had toen we door de stad naar huis liepen. Maar de volgende middag was mijn rijwiel nergens te bekennen. En het sleuteltje evenmin. Perla kon zich ook niet herinneren dat ik de avond ervoor een fiets bij me had.
Dus liep ik die zondag dezelfde route, waarvan het me sowieso verwonderde dat ik ‘m me nog kon herinneren, omgekeerd terug. Nergens kwam ik onderweg mijn fiets tegen. De puzzel was toen niet ingewikkeld meer. Ik heb de fiets vast ergens laten staan toen we weer eens enkele bekenden tegenkwamen en ik tijdens het plichtmatige babbeltje een sjekkie rolde.
Tevreden dat ik de puzzel opgelost had, maar ontstemd over het feit dat ik in aangeschoten toestand tegenwoordig ook al fietsen her en der rond laat slingeren, keerde ik terug naar huis. Daar, op tafel, lag mijn fietssleuteltje.
Met een glimlach legde ik het sleuteltje bij de collectie sleutels van fietsen die mij ooit ontvallen zijn. Gelukkig, mijn fiets was gewoon voor de deur gestolen. Ik heb geen Korsakov.