Homo Expediens – di 7 okt. 2008

verkeersborden

Dat was best opvallend. Uit onderzoek bleek dat de ondernemers in Breda helemaal niet zoveel problemen hebben met regels. Sterker nog, ze snappen best waarom ze er zijn. Maar, hoe zit het dan met die regeldruk waar iedereen zo’n last van heeft.

Het gaat uiteindelijk dus helemaal niet om al die regeltjes. Sterker nog, ik durf te beweren dat door de bank genomen de overheid zelf veel meer last heeft van de regels die ze zelf stelt, dan de ondernemers. Voor een ondernemer wordt het pas lastig wanneer twee regels elkaar tegenspreken. Want, om het bekende voorbeeld maar weer eens halen, heeft de brandweer gelijk en moet de deur naar buiten openslaan, of moet de deur juist naar binnen openslaan, zodat de stoep de stoep blijft.

De ondernemers zitten vooral te wachten op een betere dienstverlening van de gemeente. Enerzijds mogen procedures niet te lang duren, maar nog veel belangrijker is dat een ondernemer, wanneer hem beloofd wordt dat iets binnen negen weken is afgehandeld, hij dan ook de tiende week daadwerkelijk uitsluitsel heeft. Als ambtenaren vriendelijk zijn is dat mooi meegenomen, maar belangrijker is dat zij kennis van zaken hebben. En het zou fijn zijn als een ambtenaar een beetje bereid is mee te denken. Dat laatste schijnt in Breda ook wel goed te gaan.

En uiteindelijk leverde dat dan ook de enige discussie op die er binnen de commissie was. Collega Henk Leenders concludeerde enigszins verrast dat de regels dus niet het voornaamste probleem zijn. Met hem ben ik van mening dat de kwaliteit van de dienstverlening van de gemeente moet verbeteren. We zijn het er alleen nog niet helemaal over eens hoe we dat het beste kunnen aanpakken.

Van een groot verschil van mening was tussen ons echter nauwelijks sprake. Al blijft Leenders altijd erg ongeduldig als het om deregulering gaat. En hoewel geduld ook politiek een schone zaak is, siert die houding hem wel.

Homo Rebellans – di 22 juli 2008

Riot

„Waarom heb je eigenlijk voor dit kapsel gekozen”, vroeg de directeur van het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks, wijzend naar mijn hanekam, aan mij. Even keek ik hem ongeloofwaardig aan. Moet ik dat verantwoorden dan?

Ik moest even nadenken over het antwoord. Meestal doe ik dat soort dingen namelijk in een opwelling. Maar daar nam de directeur geen genoegen mee. De beste verklaring die ik hem uiteindelijk kon geven, was een diepgeworteld non-conformisme dat mij zo tekent.

Goed, toegegeven, deze hanekam is nu niet het meest recalcitrante kapsel dat je kunt nemen. Ik beschouw het dan ook als niet meer dan een subtiel statement. Maar een statement desalniettemin. Ik ben een eigen individu en wens niet klakkeloos achter de regels aan te lopen die een ander voor mij bedenkt. Zeker wanneer die ander de overheid is.

Laat ik een voorbeeld noemen. Minister Cramer van milieu wil de gloeilamp verbieden. En ik geef toe, ik heb dat idee ook al eens uit de mond van Femke Halsema mogen optekenen. Ik word daar ontzettend gallisch van. Spaarlampen zijn lelijk en ik wil die dingen koste wat kost niet in mijn huiskamer hebben hangen. En de rijksoverheid hoort zich niet te bemoeien met het interieur van mijn huis. Abject idee dus, van tafel ermee en daarmee basta.

Een non-conformist is in zekere zin een vrijheidsstrijder. Eerder schreef ik al over mijn aversie tegen de invoering van een bedelverbod. Om diezelfde reden ben ik fel gekant tegen een algeheel rookverbod in de horeca. Het gebrek aan keuze voor niet-rokers is nu omgezet in een gebrek aan keuze voor rokers. De keuzevrijheid van mensen is er per saldo niets mee opgeschoten.

De directeur en ik filosofeerden verder. Via het bekende koffie-incident bij McDonalds, dat er toe heeft geleid dat in de hele wereld de koffie inmiddels wordt afgedekt met een plastic dopje, kwamen we bij veiligheidsvraagstukken. Een voorbeeld: de burgemeester in Breda had tijdens het jazzfestival uitgevaardigd dat op terrassen alleen in plastic geschonken mocht worden. Kennelijk was hij bang voor opstootjes, waarbij ruziemakers een glas kapot zouden slaan om als wapen te gebruiken. En inderdaad, die kans, hoe minimaal ook, is altijd aanwezig.

Het verhaal heeft echter ook een keerzijde. Ik was op stap met een stel keurige vijftigers en zestigers. Toen wij op een terrasje in één van de zijstraten van de Grote Markt een lekker biertje wilde bestellen, kreeg de één zijn witbier, de andere zijn trippel en een derde zijn bokje in plastic uitgeschonken. Gemor alom, al was het maar omdat één van ons uit België kwam en dus nogal fier is op zijn bier. Nog meer onbegrip was er toen een ander tafeltje de maaltijd wel gewoon kreeg uitgeserveerd op een bord van aardewerk, met daarnaast een metalen vork en steak-mes. Mensen reageren nu eenmaal niet goed op dubbele standaarden.

Hoe beter de sfeer, hoe minder kans op opstootjes. Nu bleef ons gemor binnen de perken, maar de beslissing alleen in plastic te schenken, komt de algehele sfeer niet ten goede. En maakt daarmee de kans op geruzie ook groter. En als er eenmaal echt ruzie is, vindt men in plaats van glas wel iets anders om mee te smijten. Of, zoals de directeur antwoordde, met plastic gaan ze eerder gooien dan met glas.

Een overheid die verbiedt, ontneemt mensen keuzemogelijkheid en daarmee een stuk verantwoordelijkheid over hun eigen leven. Dat creëert, na verloop van tijd niet alleen een saaie, monomorfe samenleving waarin niemand uit de band mag springen, maar ook domme burgers zonder initiatief. De overheid doet het denkwerk wel voor U, U kunt rustig gaan slapen. Niets is meer dodelijk voor een samenleving dan dat.

En dat allemaal vanwege een vraag over mijn kapsel.