Het Familiediner

Scene uit 'Festen'

Zeven jaar. Zolang is het contact tussen mijn vader en mij nu al zo goed als nihil. Ik denk dat we elkaar in de tussentijd twee keer gezien hebben. Drie keer, als je die onhandige ontmoeting bij een bushalte meerekent. Bussen komen nooit op tijd als je ze nodig hebt.

De man is inmiddels 72 en roken, drank en kanker eisen zo zijn tol. En dus leek het mijn moeder, die nota bene zelf meer dan een kwart eeuw geleden van hem gescheden is, een goed idee als ik misschien toch maar weer contact zou zoeken. En na maanden tegensputteren ging ik uiteindelijk accoord met een voorstel om gevieren, moeder en broer er ook bij, ergens wat te gaan eten.

Dat leek uiteindelijk nog relatief goed te gaan. Totdat ergens halverwege het hoofdgerecht het humeur van mijn vader omsloeg. Eigenlijk deugde er niets. Van het gezelschap niet, maar ook niet van het restaurant. We hadden toch beter moeten weten dan te reserveren bij een Italiaan. En weet ik wat nog meer. Het kwam bij mij in ieder geval al lang niet meer binnen. Ik voelde slechts nog de hartkloppingen in mijn nek.

Het toetje hebben we niet meer gehaald. Het was mijn broer die ons uiteindelijk uit het lijden verloste door voortijdig de rekening te vragen. We waren er klaar mee.

De Polder

De Lage Vuchtpolder
De Lage Vuchtpolder

Wanneer we door de Lage Vucht-polder fietsten, citeerde mijn moeder altijd uit ‘De Polder en Het Riet’ van Annie M.G. Schmidt. „De polder zegt: Ik lig hier op mijn rug en tuur de ganse lieve dag naar boven; misschien is het verbeelding maar ik vind dat ik aldus de wolken beter zien kan.” Ik vermoed dat ze het gedicht nog altijd uit haar hoofd kent.

Vroeger leek de polder eindeloos te duren. Met mijn korte beentjes trapte met al mijn kracht het kinderfietsje over de hobbelige, gele steentjes van de polderweg richting opa en oma. De brug over het Markkanaal was gelijk een colletje van de buitencategorie, slechts te bedwingen nadat we bij het tiental knotwilgen – ergens halverwege de reis – eerst een rustpauze hadden genomen. Een Napoleon-zuurtje als ravitaillering.

Mijn opa en oma woonden toen nog aan de Raadhuisstraat nummer 42. Een monumentaal pand, daterend uit 1767. Het pand heeft alles overleefd: ondergelopen kelders bij de watersnood, een granaat in de achtertuin en een bom aan het einde van de straat tijdens de oorlog. Ontelbare malen moet mijn grootvader het dak opgeklommen zijn om pannen recht te leggen of met weer een nieuw stuk lood het volgende lek te verhelpen. Maar opa werd ouder en tegen het einde werden de binnenvallende druppels nog slechts met emmers en pannen op de vliering opgevangen. Althans, zo staat me bij. Misschien is het slechts verbeelding.

Zo’n tien jaar geleden zijn ze verhuisd naar een bungalowwoning verderop in het dorp. Opa is niet lang daarna, rond deze tijd precies negen jaar geleden, overleden. Nu is het voor oma ook bijna zover. Eten en drinken doet ze al niet meer, af en toe prevelt ze iets onverstaanbaars. Ze is op haar verzoek drie dagen geleden al bediend. Een uur later vroeg ze nog steeds om Mijnheer Pastoor.

Voor het eerst sinds jaren fietste ik vanavond weer de route door de polder, onderweg naar oma. Niet dat ze me nog herkent, de arme ziel. Ze is haar man, haar kleinkinderen en, zo vermoed ik, zelfs de meeste van haar kinderen al vergeten. Af en toe slaat ze haar ogen open en staart ze hulpeloos naar de persoon die op dat moment haar hand vasthoudt. Ze wil hoesten, maar het lijf heeft er de kracht niet meer voor. Het is over en mocht Mijnheer Pastoor enige invloed hebben, zou hij ervoor zorgen dat het vooral niet lang meer duurt. Negentig is net een jaar of wat te oud voor oma.

Ik ben ook nog even langs de Raadhuisstraat gefietst. Het ouderlijk huis is sinds het vertrek nooit meer onderhouden. Vervallen, de ramen dichtgespijkerd, de immense groentetuin, waar opa vroeger asperges, aardbeien en sla verbouwde,  omgeploegd tot grasveld. De gigantische kelder en de spookachtige zolder waren vroeger voer voor tientallen spannende verhalen over geesten en andere bangmakerij, meestal uit de mond van mijn jongste oom. Het huis staat leeg en heeft zijn glans verloren.

Opa, spoedig zal ze bij U zijn. Alhoewel U wel weet dat ik daar eigenlijk niet in geloof.

Update 27-7 11.32u: „Het is goed zo”, zou opa gezegd hebben.Vanochtend rond zes uur is ze overleden.

Omadag – zo 10 mei 2009

Krukken
Krukken

Ik ben niet de grootste familieman op aarde. Ik wil geen kinderen en ik ga ook niet elke week twee keer langs bij mijn oma. Niet dat ze ver weg woont, maar op de één of andere manier zit het niet in mijn systeem.

Oma is inmiddels 89 en is behoorlijk aan het sukkelen met haar gezondheid. De laatste maanden heeft ze ook ontzettend veel last van haar rug.  Ze bevindt zich in goed gezelschap: mijn oom heeft het ook in zijn rug. Een andere oom en twee neef hebben het in de darmen en een aangetrouwde tante, zo kreeg ik bij ons oma te horen, is de dag ervoor met het dansen zo ongelukkig gevallen dat ze een nieuwe schouder nodig heeft. Voor oma niets bijzonders: die heeft in haar leven al diverse malen onderdelen van haarzelf laten vervangen. Kunstknie, pacemaker, dat soort dingen.

En alsof het allemaal nog niet genoeg is, loopt mijn eigen moeder tijdelijk op krukken. In onze familie gaat elke vergelijking thans mank. Het is een wonder dat ik gezond ben.

Homo Puerillis – vr 26 dec. 2008

Kerststal

Tweede Kerstdag. Eten bij moeders. Wegens familieomstandigheden dit jaar met zes mensen.

Mijn broer en zijn vrouw namen mijn vijf maanden oude nichtje mee. En moeder had ook haar jongste broertje meegevraagd, nu oma besloten heeft zich niet meer te laten rondzeulen met de kerst, een taak die voorheen altijd maar weer door mijn jongste oom vervuld moest worden.

Nu heb ik het vijf maanden lang kunnen uitstellen, maar onherroepelijk kwam het moment dat ik het kleine ding ook in mijn handen gepropt kreeg. Even hoopte ik nog vurig dat het zo hard zou janken dat één van de ouders het snel weer terug zou pakken, maar Esra bleef verbazingwekkend stil. Voor eventjes dan.

Aan de eettafel begon me iets bijzonders op te vallen. Allereerst dat ze zich, in de buurt van babies, licht infantiel beginnen te gedragen. Maar meer nog dat ze elkaar alleen nog maar aanspreken via het kind. „Leuk hè, dat Ome Selçuk erbij is”, zei mijn broer tegen de kleine Esra, daarmee mijn bestaan bevestigend. Om te vervolgen met „zeg maar tegen Ome Selçuk dat ‘ie best wel wat vaker langs mag komen”, daarmee de verwachting over het spraakvermogen van de kleine Esra ietwat te hoog gesteld te hebben.

Een oude conclusie werd herbevestigd. Kinderen. Ik laat het toch maar het liefst aan anderen over. Gelukkig denkt mijn broer daar heel anders over.

Homo Cenans – zo 28 sept. 2008

Het was familiedag. Na de, wegens een in slechte gezondheid verkerende oma, afgelaste editie van vorig jaar waren de verwachtingen hoog gespannen.

En dus deden we, nadat we ‘s ochtends eerst naar een exotische dierentuin in Tilburg waren geweest, onszelf tussen de middag tegoed aan een Brabantse koffietafel waarbij ik mijn vagetarische principes even opzij zette vanwege het feit dat er zure zult op tafel stond die 1) ik hartstikke ontzettend niet te versmaden vind en 2) anders toch weggegooid zou worden omdat niemand vandaag de dag nog zelfs naar deze oud-Nederlandsce delicatesse durft te wijzen. De enkele oudere mijn familie die zult nog wel te pruimen vindt, mag omwille van zijn cholesterolgehalte waarschijnlijk niet eens naar het grijze goedje kijken.

Het eten van zult is een genoegen om twee redenen. Allereerst voel je bij elke hap die je doorslikt je aderen dichtslibben. Iets dat dermate ongezond is, kan niet anders dan lekker zijn. Zult past dan ook in het rijtje roken, drinken, onveilige seks en chocola. De tweede reden is dat het kostelijk is om de onsmakelijke gezichten van mijn nichtjes te zin die afkeurend kijken hoe ik de ene na de andere boterham met zult naar binnen werk. Volgens mij stond er in de Bijbel ook nog zoiets als dat gij andermans zult niet begeert.

Plots bestond mijn familie uit vrome katholieken.

Homo Infans – do 24 juli 2008

Prénatal

En toen was ze er ineens, Esra Eline Akinci. Vijf en een half pond, kerngezond en, gelukkig, gewoon stil. Iets over twaalven kreeg ik het bericht.

Dus nu ben ik oom. Niet dat ik daar voorlopig veel last van zal ondervinden. Ik heb geen commode en weet ook niet waar ik het ding weg zou moeten zetten, dus oppassen hoef ik voorlopig vast nog even niet.

Een wonder, zo vonden de beide trotse ouders hun kakelverse dochter. Inderdaad een wonder. Eentje dat zich wereldwijd zo’n drie keer per seconde voltrekt.

Dan nog even een tip voor de ouders. Als je kind nou straks vijf of zes is, ga dan niet in de stiltecoupé zitten als je een dagje uit bent, zoals ik vandaag weer twee keer heb meegemaakt. Kinderen en stilte is een instabiele combinatie die elk moment uit elkaar kan vallen. En dat meestal ook op elk moment doet.

En nou maar hopen dat ze niet lesbisch wordt :-)