„Homoseksualiteit is geen ziekte”. Dat schrijft de Verenigde Pinkstergemeente in een verklaring.”Laat staan dat het te genezen is.”
Wat me niet helemaal duidelijk is, is of ik nu blij moet zijn met dit vernieuwende inzicht van deze protestantse splinter of dat het om te huilen is. Want hoewel homoseksualiteit vanaf nu geen ziekte meer is, zijn er nog tal van andere ziektes en aandoeningen die ze wel met handoplegging en gebed menen te kunnen verhelpen.
De verklaring van de Pinkstergemeente was uitgegeven nadat er berichten naar buiten kwamen over vermeende homo-healings in het leger. Maar toch wringt de formulering. Want bedoelen ze nu dat er niets te genezen valt in de zin van ‘het helpt toch niet’ of meer in de trant van ‘homo’s hoeven ook niet genezen te worden’? Welke consequentie zou de verklaring van de Pinkstergemeente nu hebben voor de acceptatie van homo’s? Want als homoseksualiteit geen ziekte is en niet kan worden genezen, wordt het dan niet eens tijd om het maar gewoon ‘ns te accepteren? Jezus houdt immers ook van mannen.
Maar wat weet ik nu van het christendom? Het is maar goed dat ze me bij de Pinksterbeweging geen plaatsje in hun hiernamaals gunnen. Ik zou het er waarschijnlijk toch niet naar mijn zin hebben.
Maandagochtend had ik een afspraak met een filmcrew van het CDA. De Christen Democraten zijn bezig met een project over ontwikkelingssamenwerking en religie. De film was bedoeld om het thema van verschillende invalshoeken te benaderen.
Ongetwijfeld hadden ze een beetje gehoopt dat ik er als atheïst een rabiaat anti-Paapse of zelfs anti-gelovige instelling op zou nahouden. Dat zou voor de balans van hun film wel goed uitkomen. Helaas moest ik ze teleurstellen. Een jaar of tien geleden was ik nog fel gekant tegen alles dat met de kerk te maken had. Ik ben er, door schade en schande wijs geworden, in de jaren echter wat genuanceerder op geworden.
De rotsvaste overtuiging van veel gelovigen, die deel ik niet. En op onderwerpen waar ik het met gelovigen over eens ben, zullen we er een verschillende motivatie op nahouden. Om maar even kort door de bocht te zijn: een gelovige doet aan naastenliefde omdat het is voorgeschreven, ik heb het ideaal van een betere wereld omdat ik dat vanuit mezelf vindt.
Maar ondanks al die verschillen zie ik genoeg mensen die vanuit eender welke religieuze overtuiging hetzelfde nastreven als ik. En soms met een tomeloze inzet die ik bewonderenswaardig vindt. Zolang de gelovige zijn geloof niet opdringt en – om maar in de ontwikkelingssamenwerking te blijven – geen zendingswerk doet maar humanitaire hulp verleent, welke reden zou een atheïst dan nog kunnen hebben om dat af te wijzen. Kortom: religieuze organisaties dienen zich niet op te stellen als missionarissen, net zoals een ‘seculiere’ hulporganisatie het niet tot doel dient te hebben de mensen van het geloof af te helpen.
Wat ik nooit helemaal begrijp, is dat mensen een god nodig hebben als motief om goed werk te verrichten. Maar dat onbegrip hoeft niet te leiden tot afkeuring of disrespect. Net zoals atheïsten het niet standaard bij het rechte eind hebben. Ik ben ervan overtuigd dat er ook in dat kamp voldoende klootzakken rondlopen waar ik niets mee te maken zou willen hebben. En met die redenering heb ik god niet uitgesloten, maar slechts irrelevant verklaard.
Ik kon het niet laten te eindigen met het verhaal van de barmhartige Samaritaan, dat Jezus vertelde. Een reiziger ligt op de weg van Jeruzalem naar Jericho gewond in de woestijn. Een priester die voorbij komt, loopt met een grote boog om de gewonde man heen en ook Leviet loopt om de man heen. De derde passant, een Samaritaan, gaat echter naar de man toe en zalft zijn wonden. Hij neemt hem mee naar de dichtstbijzijnde herberg en betaald de waard voor ’s mans verzorging. Wie, zo vraagt Jezus, had hier zijn naaste lief?
Een mens wordt niet beoordeeld om de woorden die hij belijdt, maar om de daden die hij doet.
Presentator Sjakie Hendriks had voor de gelegenheid een Elvis-pak aan. „Goede vrijdag”, begroette hij het publiek. „Ik ben The King. The King of the Jews”. De karaoke-versie van de musical Jesus Christ Superstar kon toen eigenlijk al niet meer kapot.
In een uitverkochte MeZZ zaten zo’n 600 man, op aandringen van de organisatie allemaal in wit gekleed. Eén voor één werden de liedjes van de musical afgewerkt, door fantastische zangers en zangeressen als Marion van der List, Sander Volders, Deborah Jacobs, Heidi van de Veeken, Dorus Lamet, Martin Peulen en Richard Remmerswaal . Het publiek zong de op de muren geprojecteerde teksten uit volle borst mee.
Ergens tegen het einde van de voorstelling, zo ergens na elven, was ik aan de beurt. Strontnerveus en in de aanloop al minstens 36 keer naar het toilet geweest, klom ik op het podium. Tijl Uilespiegel van de Bredase politiek? Eigenlijk wel hè, als je dit soort dingen doet.