Homo Credens – di 23 dec. 2009

Modern kerstverhaal - Cartoon: Lectrr.be
Modern kerstverhaal - Cartoon: Lectrr.be

Maandagochtend had ik een afspraak met een filmcrew van het CDA. De Christen Democraten zijn bezig met een project over ontwikkelingssamenwerking en religie. De film was bedoeld om het thema van verschillende invalshoeken te benaderen.

Ongetwijfeld hadden ze een beetje gehoopt dat ik er als atheïst een rabiaat anti-Paapse of zelfs anti-gelovige instelling op zou nahouden. Dat zou voor de balans van hun film wel goed uitkomen. Helaas moest ik ze teleurstellen. Een jaar of tien geleden was ik nog fel gekant tegen alles dat met de kerk te maken had. Ik ben er, door schade en schande wijs geworden, in de jaren echter wat genuanceerder op geworden.

De rotsvaste overtuiging van veel gelovigen, die deel ik niet. En op onderwerpen waar ik het met gelovigen over eens ben, zullen we er een verschillende motivatie op nahouden. Om maar even kort door de bocht te zijn: een gelovige doet aan naastenliefde omdat het is voorgeschreven, ik heb het ideaal van een betere wereld omdat ik dat vanuit mezelf vindt.

Maar ondanks al die verschillen zie ik genoeg mensen die vanuit eender welke religieuze overtuiging hetzelfde nastreven als ik. En soms met een tomeloze inzet die ik bewonderenswaardig vindt. Zolang de gelovige zijn geloof niet opdringt en – om maar in de ontwikkelingssamenwerking te blijven – geen zendingswerk doet maar humanitaire hulp verleent, welke reden zou een atheïst dan nog kunnen hebben om dat af te wijzen. Kortom: religieuze organisaties dienen zich niet op te stellen als missionarissen, net zoals een ‘seculiere’ hulporganisatie het niet tot doel dient te hebben de mensen van het geloof af te helpen.

Wat ik nooit helemaal begrijp, is dat mensen een god nodig hebben als motief om goed werk te verrichten. Maar dat onbegrip hoeft niet te leiden tot afkeuring of disrespect. Net zoals atheïsten het niet standaard bij het rechte eind hebben. Ik ben ervan overtuigd dat er ook in dat kamp voldoende klootzakken rondlopen waar ik niets mee te maken zou willen hebben. En met die redenering heb ik god niet uitgesloten, maar slechts irrelevant verklaard.

Ik kon het niet laten te eindigen met het verhaal van de barmhartige Samaritaan, dat Jezus vertelde. Een reiziger ligt op de weg van Jeruzalem naar Jericho gewond in de woestijn. Een priester die voorbij komt, loopt met een grote boog om de gewonde man heen en ook Leviet loopt om de man heen. De derde passant, een Samaritaan, gaat echter naar de man toe en zalft zijn wonden. Hij neemt hem mee naar de dichtstbijzijnde herberg en betaald de waard voor ’s mans verzorging. Wie, zo vraagt Jezus, had hier zijn naaste lief?

Een mens wordt niet beoordeeld om de woorden die hij belijdt, maar om de daden die hij doet.

Homo Credens – di 18 juli 2006

Op het station in Breda kwam ik de nieuwe reclame’s van de stichting Stevan. “Keer om”, zei de boodschap. Ik sloeg weinig acht op de boodschap van de stichting die zich al 36 jaar bezighoudt met het verspreiden van Gods woord. Had ik maar beter geluisterd. Maar dat wist ik toen nog niet.

Aangekomen in de Tweede Kamer bleek dat de website Linkse Lente moest worden ververst. Maar de wachtwoorden zaten in mijn computer thuis, niet op mijn werk-pc in Den Haag. En dus kon ik na aankomst in de Tweede Kamer al weer vrij snel terug naar Breda. Omkeren dus.

Had ik maar beter geluisterd naar God. Hij wist immers de weg en had nog zo zijn best gedaan mij van deze onnodige heen-en-weer reis te laten afzien. Maar God, zo meldde de poster, wilde mij niet dwingen omdat hij immers liefde zou zijn. Daarom liet God mij mijn eigen fout gedwee begaan.

Ik stel me zo voor dat dat in het Midden-Oosten ook zo gaat. Ook al is God liefde, hij laat alle vechtende partijen, of het nou de Hamas, Hezbollah of het Israëlische leger is, allemaal hun kolossale blunders begaan. God is immers liefde. Ik hoop dat de 13 onschuldige burgers, die geraakt worden door de katjoesja-raketten van de Hezbollah of de 232 onschuldige burgerslachtoffers van de Israëlische bombardementen ook zo blij zijn dat God de strijdende partijen geen strobreed in de weg legt.

Cartoons – zo 12 febr. 2006

Cartoon
(c) Lectrr

De rel rond de Deense cartoons begint steeds gekkere vormen aan te nemen. De één leest in de grondwet ineens een artikel dat ‘het recht op beledigen’ waarborgt, terwijl de ander vindt dat artikel 147 en 147a van het Wetboek van Strafrecht onderhand eens van stal gehaald moet worden. Beide partijen hebben ongelijk.

Zelf ben ik er voorstander van dat artikels 147 en 147a zo snel mogelijk uit het Wetboek van Strafrecht verdwijnen (zie weblog ma 15 nov. 2004. Deze wetten beschrijven, kortgezegd, dat iemand die zich op een voor een gelovige krenkende wijze uitlaat over het geloof, zich schuldig maakt aan smalende godslastering, religieuze voorwerpen of personen beledigd of meewerkt aan de openbaarmaking van bovenstaande. En op basis van die wet, is publicatie van de Deense cartoons in Nederland strafbaar. Althans, als de aanklager kan aantonen dat de cartoons grievend zijn. Niet moeilijk, gezien de vele demonstraties.

Anderzijds, het wetje van opa Donner is al decennia lang niet meer van stal gehaald. Niemand kan zich eigenlijk ook nog voorstellen dat in Nederland het belachelijk maken van religieuze voorwerpen of personen bestraft wordt. Het zou in het zuiden in ieder geval een zware domper voor het carnaval betekenen. Verkleden als non of pater is er dan niet meer bij, laat staan het rondsprenkelen van wijwater met een pleeborstel.

Maar om nu te zeggen dat het afschaffen van artikel 147 en 147a meteen zou betekenen dat iedereen het recht heeft om te beledigen, gaat me ook te ver. Er is in dit land Vrijheid van Meningsuiting, en ik ben daar een vrij radicaal voorstander van. Elke beperking, ook belediging, van die vrijheid moet weggenomen worden. Er is maar één uitzondering: men mag niet oproepen tot geweld.

Concreet zou dat betekenen dat er juridisch geen belemmeringen zijn voor belediging en godslastering. Dat is maar goed ook, want wat beledigend is en wat niet, is niet objectief vast te stellen. Belediging kan per definitie alleen maar vastgesteld worden door de ontvanger van de boodschap, en wat voor mij beledigend is, is dat voor een ander wellicht niet. En alles wat je niet kunt vaststellen, moet je ook niet willen verbieden.

Maar een onvervreemdbaar mensenrecht is belediging natuurlijk alles behalve. Net zo min als dat mensen het recht hebben om zich constant onfatsoenlijk te gedragen. Indien Ayaan Hirsi Ali meent dat hier in Nederland het recht bestaat om mensen te beledigen, dan heb ik nog best wat dingen op mijn lever die eigenlijk met goed fatsoen niet op dit weblog te schrijven zijn. Gelukkig ben ik een netjes opgevoede homo met enige beschaving in zijn donder.

Nieuwjaarsgod – di 4 jan. 2004

De TPG, de vroegere PTT, gaat brieven aan god voortaan sturen aan de EO. Zo stond vanavond te lezen in NRC Handelsblad. Mijn nekharen krulden zich.

Dat er gekken zijn die een brief aan god ook daadwerkelijk op de post doen, is natuurlijk al vreemd genoeg. De PTT belooft in haar folders ruim 95 % van de brieven binnen één dag te bezorgen, maar ik ging er altijd vanuit dat brieven aan god in die statistiek niet meegerekend werden. Dat brieven aan de koningin of de premier ook zonder adres gewoon bezorgd worden vind ik niet zo vreemd. Maar als je een brief aan god op de bus doet, zou je daar als afzender toch op zijn minst een adres bij moeten zetten, bij voorkeur ook met postcode.

De TPG zou dit niet moeten doen. Het bedrijf staat immers voor snelle en betrouwbare postbezorging. Brieven aan god die bij de EO op de deurmat vallen zijn verkeerd bezorgd. Feitelijk zou de brief teruggestuurd moeten worden aan de afzender met daarop de mededeling ‘geadresseerde bestaat niet’ of op zijn minst ‘adres onbekend’. Door de brieven door te sturen naar de EO werkt tante Pos mee aan de mythevorming rond de Lieve Heer als zou deze bestaan. En ieder weldenkend mens weet toch dat dat niet waar is. En zelfs al zou er zoiets als een metafysisch opperwezen bestaan, dan kan ik me niet voorstellen dat Andries Knevel voor zo’n functie in aanmerking komt. De TPG kan zich beter tot de feiten beperken.

Hoe zou je een brief aan god eigenlijk moeten frankeren? Ik mag aannemen dat het onder de tariefgroep buitenland valt. Maar is het ook luchtpost? En wat doet de PTT als je zo’n brief onvoldoende frankeert? Moet de ontvanger dan, net zoals bij bestaande mensen, extra bijbetalen. En hoeveel onbetaalde boetes heeft god al van de post gekregen voor niet-gefrankeerde brieven? Ik neem aan ongeveer net zo veel
als onbetaalde snelheidsboetes. Sommige mensen beweren immers dat god overal is en dan moet je toch verdomd hard rijden.

Ik stel voor dat we allemaal een brief aan god sturen. Met daarin een brief met de mededeling dat je vindt dat Andries Knevel zijn recht op een plaats in de hemel heeft verspeeld door zich uit te geven voor almachtige. Beter nog, maak er een pakketje van met daarin een uitgeprinte versie van het complete oeuvre van Nietzsche. En dan ongefrankeerd. Het lijkt me de snelste manier om de EO failliet te verklaren. Moreel zijn ze het toch al lang.

In andere landen stuurt de post brieven aan god door naar Jeruzalem, waar een vrome jood de briefjes netjes tussen de stenen van de Klaagmuur propt. En nee, dat is niet de afscheidingsmuur in Palestina. Maar de afdeling nazorg van de Evangelische Omroep? Ik denk dat hiermee het feitelijke bewijs voor het niet bestaan van god dan toch eindelijk gegeven is.

God’s last – ma 15 nov. 2004

Het geloof zal niet geridiculiseerd worden. En daarom meende Donner dat het artikel op de godslastering in de wet maar moest worden aangescherpt. Een volstrekt belachelijk idee natuurlijk, maar de grootvader van Donner had vroeger als minister nu eenmaal het verbod op godslastering ingevoerd en dus zal het wel een kwestie van het redden van de familie-eer geweest zijn.

Ik zal hier geen betoog houden over mijn bezwaren tegen de inperking van de vrijheid van meningsuiting. Mijn mening daarover mag inmiddels gevoeglijk bekend verondersteld worden, al was het maar door de columns die ik tot deze zomer wekelijks anderhalf jaar lang in het radioprogramma ‘Een Robbertje Bartol’ heb uitgesproken. Nee, er is een nog dringendere reden om het verbod op godslastering niet aan te scherpen, sterker nog, om het maar helemaal af te schaffen.

Over elk politiek idee, elke politieke beweging, mag je in Nederland vrijuit zeggen hoe je denkt. Het maoïsme bijvoorbeeld, is door vele mensen belachelijk gemaakt (geheel terecht trouwens), en hetzelfde geldt voor andere discutabele vormen van communisme en socialisme (waarbij sommigen weer zullen beweren dat er alleen maar discutabele vormen van socialisme zijn, maar aan die opmerking wil ik niet, al was het maar omdat ik mijzelf op mijn zestiende ooit overtuigd communist heb verklaard, een kwaal waar ik gelukkig al weer geruime tijd van bevrijd ben). Aan de andere kant van het politieke spectrum zijn overigens ook voldoende stromingen om belachelijk te maken, zoals elke vorm van extreem rechts, het conservatisme en het populisme. Het leuke van populisten is overigens dat hun rook na de crematie ook met alle winden meewaait.

Als je al die stromingen, inclusief hun politieke vertegenwoordigers, zowel inhoudelijk mag fileren, als inhoudelijk belachelijk mag maken, dan zie ik niet in waarom je een godsdienst, en al zijn vertegenwoordigers, ook niet tot op het bot toe aan de schandpaal mag nagelen, met elke vloek en zucht die daarbij hoort. Want hoe absurd bepaalde politieke stromingen ook mogen zijn, ik ken er geen die het zo bond hebben gemaakt als de drie monotheïstische godsdiensten die deze wereld rijk is. Waarbij ‘rijk’ een op z’n zachtst gezegd wat ongelukkig gekozen woord is.

Of het nu de Koran is, de Bijbel of de TNCH, ik vindt het stuk voor stuk abjecte boeken. En de reden dat ik ze volstrekt verwerpelijk vindt, is de waarde dat een aantal andere mensen aan deze teksten hecht. Zouden de mensen op deze planeet de teksten uit de drie boeken beschouwen als een collectie historische verhalen, zonder daar meteen allemaal waandenkbeelden als het bestaan van God aan te koppelen, dan had ik er allemaal niet zoveel waarde aan gehecht. Maar het feit dat hele volksstammen de inhoud van die drie boeken voor WAAR aanneemt (en dan bij voorkeur ook nog met een zeer intolerante interpretatie die alleen maar leidt tot nog meer oorlog), dat maakt het zo onverkwikkelijk dat die teksten nog steeds circuleren. De heilige schriften, noemen ze dat. Terwijl ik dagelijks meer geluk ondervindt dankzij de uitvinding van het toiletpapier, dan van, pak ‘m beet, Leviticus.

Godsdienst mag niet alleen beledigd worden, het is eigenlijk de plicht van elke weldenkende burger dit zo vaak mogelijk te doen. Maar, en dat zeg ik met nadruk, op inhoudelijke gronden (zoals dat er geen feitelijke redenen zijn aan te dragen om in het bestaan van God te geloven, of dat de geplande kindermoord van Abraham op zijn zoon Isaak toch eigenlijk wel een erg verwerpelijk concept is, of dat de vernietiging van Sodom en Gomorra volgens de Genevse Conventie toch echt wel als zware oorlogsmisdaad gestempeld zou worden in de categorie genocide). Een frontale aanval dus op het instituut religie. Individuele gelovigen kunnen ondanks hun geloof namelijk best relaxte mensen zijn, en ik heb geen behoefte om die mensen belachelijk te maken. Maar laten we nu met z’n allen afspreken dat je de ideeën van iedereen, dus ook de ideeën van een stelletje naïevelingen dat zich toevallig kerk noemt, kritisch onder de loep mag nemen en, indien noodzakelijk, ook op badinerende toon door de mangel mag halen.

Donner is natuurlijk een gereformeerde zuurpruim. Had hij een katholieke Brabander geweest, dan had hij geweten dat de grootste groep godslasteraars de gelovigen zelf zijn. Elk jaar doen zij dingen die volgens artikel 147 en 147a van het Wetboek van Strafrecht volstrekt ontoelaatbaar zijn. Zij beledigen god en zijn dienaar op de meest grove wijze. De normen en waarden maken plaats voor zeer lichte zeden en het straatbeeld doet denken aan die bijbelse plaatsen Sodom en Gomorra. Maar iedereen lacht erom. Ze noemen dat Carnaval. En het is het levende bewijs dat god niet bestaat. Katholiek Brabant is in tegenstelling tot die biblische plaatsen immers nooit omgetoverd tot een brandend inferno. Gott ist tod. Ik geloof dat ik in deze zaak in Nietsche geloof.