De wereldverbeteraar – di 26 mei 2009

Jowi en ik in Okana, Kenya
Jowi en ik in Okana, Kenya

Stel, zo luidde de vraag van Jowi, die na drie weken Nederland weer terug naar Kenya vertrok, je zou met een tientje in de maand de opleiding van een student in Kenya kunnen betalen, zou je dat dan doen?

Jowi liep al langer rond met het idee om zijn netwerk te gebruiken om de mensen in Kenya verder te helpen. Niets groots, voegde hij er altijd aan toe, maar iets kleinschaligs dat ik kan managen. Geen overheadkosten, geen bureaucratie, maar gewoon een paar Kenyanen die dankzij die inzet aan een toekomst kunnen werken.

Hij had voorgerekend dat een student in Kenya voor om en de nabij de 120 euro per jaar een opleiding kan volgen. Daar zit dan geen huisvesting en levensonderhoud bij, het is puur de opleiding. Voor studenten uit arme families of, erger, voor studenten zonder gezin, is dat niet op te brengen. Jowi zou graag zien dat in zijn land geen talent verloren gaat. Een veelbelovende student moet een beurs kunnen krijgen. Als het niet van de overheid is, dan maar van de mensen in zijn netwerk.

Zo brainstormden we even verder. Hoe selecteer je de mensen die in aanmerking komen voor zo’n beurs? Hoe waarborg je de betrouwbaarheid en hoe zorg je dat het controleerbaar is dat het geld ook echt besteed wordt aan het doel waarvoor het geschonken is.

Het was, zoals Jowi het noemt ‘Serious Business’. En ‘Serious Business’ gaat wat Jowi betreft bij voorkeur gepaard met een biertje. Luctor et emergo.

Homo Credens – di 23 dec. 2009

Modern kerstverhaal - Cartoon: Lectrr.be
Modern kerstverhaal - Cartoon: Lectrr.be

Maandagochtend had ik een afspraak met een filmcrew van het CDA. De Christen Democraten zijn bezig met een project over ontwikkelingssamenwerking en religie. De film was bedoeld om het thema van verschillende invalshoeken te benaderen.

Ongetwijfeld hadden ze een beetje gehoopt dat ik er als atheïst een rabiaat anti-Paapse of zelfs anti-gelovige instelling op zou nahouden. Dat zou voor de balans van hun film wel goed uitkomen. Helaas moest ik ze teleurstellen. Een jaar of tien geleden was ik nog fel gekant tegen alles dat met de kerk te maken had. Ik ben er, door schade en schande wijs geworden, in de jaren echter wat genuanceerder op geworden.

De rotsvaste overtuiging van veel gelovigen, die deel ik niet. En op onderwerpen waar ik het met gelovigen over eens ben, zullen we er een verschillende motivatie op nahouden. Om maar even kort door de bocht te zijn: een gelovige doet aan naastenliefde omdat het is voorgeschreven, ik heb het ideaal van een betere wereld omdat ik dat vanuit mezelf vindt.

Maar ondanks al die verschillen zie ik genoeg mensen die vanuit eender welke religieuze overtuiging hetzelfde nastreven als ik. En soms met een tomeloze inzet die ik bewonderenswaardig vindt. Zolang de gelovige zijn geloof niet opdringt en – om maar in de ontwikkelingssamenwerking te blijven – geen zendingswerk doet maar humanitaire hulp verleent, welke reden zou een atheïst dan nog kunnen hebben om dat af te wijzen. Kortom: religieuze organisaties dienen zich niet op te stellen als missionarissen, net zoals een ‘seculiere’ hulporganisatie het niet tot doel dient te hebben de mensen van het geloof af te helpen.

Wat ik nooit helemaal begrijp, is dat mensen een god nodig hebben als motief om goed werk te verrichten. Maar dat onbegrip hoeft niet te leiden tot afkeuring of disrespect. Net zoals atheïsten het niet standaard bij het rechte eind hebben. Ik ben ervan overtuigd dat er ook in dat kamp voldoende klootzakken rondlopen waar ik niets mee te maken zou willen hebben. En met die redenering heb ik god niet uitgesloten, maar slechts irrelevant verklaard.

Ik kon het niet laten te eindigen met het verhaal van de barmhartige Samaritaan, dat Jezus vertelde. Een reiziger ligt op de weg van Jeruzalem naar Jericho gewond in de woestijn. Een priester die voorbij komt, loopt met een grote boog om de gewonde man heen en ook Leviet loopt om de man heen. De derde passant, een Samaritaan, gaat echter naar de man toe en zalft zijn wonden. Hij neemt hem mee naar de dichtstbijzijnde herberg en betaald de waard voor ’s mans verzorging. Wie, zo vraagt Jezus, had hier zijn naaste lief?

Een mens wordt niet beoordeeld om de woorden die hij belijdt, maar om de daden die hij doet.

Homo Auxiliaris (3) – wo 12 nov. 2008

 

Still uit 'Structures' van Jasper Kuijpers
Still uit 'Structures' van Jasper Kijpers

 

Ik ben nog even niet klaar om over het project te spreken. Want met een publicatie, een symposium en een website zijn we er nog niet. De afgelopen maanden was weer iemand anders ook nog met een film bezig over het onderwerp.

Een tijdje terug was ik op zoek naar een kunstenaar die vanuit zijn optiek zijn licht wilde laten schijnen over het thema ‘effectiviteit van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid’ (nee, geen leuk woord voor scrabble, want past niet op het bord). Dat lijkt een onmogelijke opdracht en dat is het wellicht ook. Anderzijds, juist dan kan een andere, artistieke benadering soms verhelderend zijn.

Jasper Kuipers, de maker van de film, besloot de complexiteit van processen te verbeelden. Hij maakte een animatie vanuit het idee dat elke beweging een verwacht en onverwacht of, zo je wil, bedoeld en onbedoeld effect kan hebben. Dat maakt het veld van de ontwikkelingssamenwerking ook zo moeilijk.

Het resultaat was fantastisch. En kan ik jullie dan ook niet onthouden.

Structures from Jasper Kuipers on Vimeo.

Homo Auxiliaris (2) – di 11 nov. 2008

Website

De laatste weken voor de publicatie van het pamflet was het druk genoeg om in ieder geval niet mijn weblog bij te houden. Vandaar dat je dit pas veel later leest. Zo had het pamflet ook een website nodig.

De presentatie van het pamflet, en ook de bijbehorende website, vond plaats tijdens een door het Wetenschappelijk Bureau georganiseerd symposium in Den Haag. Je weet wel, zo’n ding met vooraanstaande sprekers die hun mening vanachter een katheder over het voetlicht brengen. Dat klinkt wat cynisch, maar zo bedoel ik het niet. Het was zowel inhoudelijk als qua opkomst een interessante middag.

Wat opviel was dat het debat na de pauze minder interessant was dan de redes van de genodigden voor de pauze. Tijdens het forumdebat, waar onder andere de kamerleden Kees Vendrik (GroenLinks) en Arend Jan Boekestijn (VVD) aan deelnamen, werd namelijk zoals zo vaak weer politiek bedreven. In plaats van de inhoud van het thema uit te diepen, bleef het veelal bij kleine steekjes onder de gordel tussen ‘links’ en ‘rechts’. Dan toch liever de toespraken van onder andere Joris Voorhoeve (voorzitter Oxfam-Novib), Bart de Koning (journalist) en Peter van Lieshout (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid).

Alles uiteraard na te zien via de website www.falendestaat.nl.

Homo Auxiliaris – ma 10 nov. 2008

kaft

De afgelopen maanden ben ik part time bezig geweest met een project voor het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks. De bedoeling: een kritisch pamflet over de wereld van de ontwikkelingssamenwerking.

Als je aan ontwikkelingssamenwerking komt, gaan bij sommigen de haren meteen recht overeind staan. Kom niet aan hun kindje, dat zullen ze als een leeuw(in) verdedigen. Anderen hebben juist helemaal niets met ontwikkelingssamenwerking en willen het liefst dat er geen enkele cent naar toe gaat. En dus gaat die enkele keer dat er in de politiek over ontwikkelingssamenwerking gesproken wordt, het debat meestal over de hoeveelheid geld dat er voor ontwikkelingssamenwerking is. Simpel gezegd: van links moet er meer naar toe, van rechts moet er juist bezuinigd worden. De inhoud komt nauwelijks aan bod.

Het pamflet heeft vooral als doel die discussie te doorbreken: laten we het eens niet over de hoeveelheid geld hebben, maar over de effectiviteit ervan. Heeft ontwikkelingssamenwerking effect en wat kan er beter. In die zin zou iedereen op zijn minst de doelstelling van het pamflet moeten kunnen onderschrijven. Want ook al vind je dat er te veel geld naar ontwikkelingssamenwerking gaat, dan nog wil je dat het geld effectief besteedt wordt. En links is het aan zijn stand verplicht extra kritisch te zijn. Juist omdat links het zo’n belangrijk onderwerp vindt.

Zo kwam het pamflet ook aan de titel: ‘De falende staan van Ontwikkelingssamenwerking?’ Om te prikkelen, om te provoceren, maar vooral om eens kritische vraagtekens te stellen bij waar we nu eigenlijk mee bezig zijn. Je kunt het hier downloaden.

Homo Monachus – 6 en 7 sept. 2008

onderzoeksliteratuur

Stapels boeken en, essays en artikelen lijken op het eerste gezicht zonder enige orde verspreid over de vloer van de huiskamer te liggen. Alleen het getrainde oog kan er structuur in brengen. Het is een beetje de week van de waarheid.

Behalve het doen van de broodnodige boodschappen heb ik mezelf voorgenomen dit weekeinde in eenzame opsluiting door te brengen. Op de grammofoonspeler liggen afwisselend Vivaldi, Bach en Beethoven. Na maanden van lezen, aantekeningen maken, her en der losse teksten in elkaar flansen, wil ik dit weekeinde de bulk van de tekst afgerond hebben. Het is een ietwat ambitieuze doelstelling, want het in elkaar schuiven van wat er ligt, blijkt nog niet zo eenvoudig.

Pas op zondagavond één uur houdt ik het voor gezien. Ik besluit mezelf te trakteren op één biertje in de Boul. Nog even onder de mensen.

Homo Perquirens – wo 7 mei 2008

White Man's Burden

In het kader van mijn project over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking hadden de directeur van het Wetenschappelijk Bureau en ik een gesprek met een aantal ambtenaren van het ministerie van financiën. Gezien het weer vond die afspraak plaats op het terras van de Eeuwige Jachtvelden in Den Haag.

Eén van de perverse prikkels van het Ontwikkelingsbeleid is de 0,8 Procent van het Bruto Nationaal Product die standaard wordt uitgetrokken voor ontwikkelingssamenwerking. Aangezien het bedrag vast staat, is er geen sterke prikkel om de effectiviteit van de uitgaven te controleren. Immers, ook al kom je tot de conclusie dat het effectiever kan, de hoogte van het bedrag zal niet wijzigen. Op ontwikkelingssamenwerking kan, om het maar bot te zeggen, geen efficiency-korting behaald worden.

Nu zou je als weldenkend mens zeggen dat de effectiviteit van de bestede middelen desondanks een belangrijk onderwerp is. Als we ontwikkelingssamenwerking dan zo belangrijk vinden dat we er jaarlijks een vast deel van ons geld insteken, dan zou je het toch ook interessant moeten vinden om te weten hoe je effectiever kan werken en dus ook meer mensen kunt helpen met hetzelfde geld. Toch lijken de ambtenaren van ontwikkelingssamenwerking niet erg veel zin te hebben in die lastpakken van financiën. En aangezien financiën het op zijn beurt ook niet zo interessant vindt om te controleren, aangezien er toch niets te halen valt, dringt dat departement nu ook niet echt aan op een stevige controle.

Nog perverser is wellicht dat vaak lopende het jaar blijkt dat ontwikkelingssamenwerking nog extra geld krijgt, omdat de ecnomie weer eens harder is gegroeid dan de vaak nogal voorzichtige schattingen van het ministerie van financiën. En 0,8 procent is 0,8 procent, dus dat extra geld moet dan in alle haast nog in één of ander projectje geduwd worden. Ook niet echt een garantie op het meest doeltreffende beleid.

Nu wil dat niet per definitie zeggen dat ze bij ontwikkelingssamenwerking alleen maar fout en onhandig bezig zijn. Toch is een prikkel tot meer en scherpere controle nuttig. Want zoals een oude accountantwijsheid zegt: vertrouwen is goed, maar controle is beter.

Homo Idealisticus – za 19 apr. 2008

Afrikadag

Vanwege mijn project over ontwikkelingssamenwerking bij het wetenschappelijk bureau van GroenLinks was ik bij de Afrikadag van de Evert Vermeer Stichting.

Naast van de vele workshops en de helaas nogal korte pauzes waardoor het netwerken een beetje in de knel kwam, was vooral de lezing van Paul Collier interessant. Niet dat hij iets nieuws te melden had, want zijn lezing bestond uit niet veel meer dan een gepopulariseerde samenvatting van een onderdeel van zijn pakkende boek ‘The Bottom Billion’. Interessant was wel de manier waarop hij dat verhaal vertelde. Eigenlijk komt die op het volgende neer: het westen neemt de ontwikkeling van Afrika niet serieus.

Want hoe divers Afrika ook is, het grootste deel van de achterblijvende landen ligt nu eenmaal in dat continent. En heel pijnlijk constateerde Paul Collier dat we het kennelijk niet belangrijk genoeg vinden. En daar heeft hij natuurlijk ook gelijk in. Want als we de ontwikkeling van de armste landen in de wereld serieus gingen oppakken, zouden we bakken geld die kant op sturen om een economie op te kunnen bouwen; zouden we importbarrières opheffen en onze producten niet meer voor belachelijke prijzen dumpen. En we zouden serieus werk maken om regionale conflicten op te lossen en de ontwikkelingslanden een stem geven in belangrijke organen als de WTO en de Wereldbank. Maar dat doen we dus allemaal niet.

De pijnlijke stilte die eigenlijk zou moeten volgen na deze constatering werd helaas overstemd door een daverend applaus. En inderdaad, Collier is een begenadigd en indrukwekkend spreker. Ik vraag me alleen af hoeveel meer indruk zijn woorden hadden gemaakt als het een paar minuten stil was geweest.

Homo Ordinans – ma 7 apr. 2008

Four Futures

In het kader van het project over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking had ik een afspraak met Kamerlid Kees Vendrik, de nieuwe woordvoerder op het terrein ontwikkelingssamenwerking. Hij kwam daarbij met een interessant model op de proppen.

Kwadrantenmodelletjes zijn tegenwoordig erg in. In zo’n model wordt de wereld, of wat je dan ook aan het analyseren bent, opgedeeld langs twee waarden. Het kieskompas van de Vrije Universiteit gebruikt dit bijvoorbeeld om mensen en partijen politiek te positioneren: langs de links-rechtse as en langs de progressief-conservatieve as.

Het nieuwe modelletje was losjes gebaseerd op een vier jaar oude en redelijk interessante CPB-studie ‘Four Futures’ over de toekomstscenario’s voor Europa. In dat model is er een publiek-private as en een globaal-regionale as. Heel grof gezegd is de economische ontwikkeling maximaal wanneer veel aan de markt overgelaten wordt. Milieu en welvaartsverdeling zijn overigens weer meer gediend bij een sterk geïntegreerd Europa waarbij de publieke sector veel verantwoordelijkheden neemt.

Op basis van het modelletje schetste Kees dat beleidsmakers de laatste jaren vooral hadden ingezet op de ontwikkeling van de internationale markt. Een globale visie dus, met veel ruimte voor de private sector. De reactie van de ‘verliezers’ van deze ontwikkeling is om de globalisering de rug toe te keren en steeds meer regionaal te denken. De uitdaging van GroenLinks is om de internationale oriëntatie vast te blijven houden, maar daarbinnen de publieke taken meer nadruk te geven. Grote mondiale problemen, als het gaat om milieu, maar ook over mondiale armoede en vraagstukken over vrede en veiligheid, zijn immers alleen op te lossen wanneer overheden op internationaal niveau beter met elkaar samenwerken.

Toen ik later die dag de visies van de Nederlandse politieke partijen indeelde volgens dit model, kwam ik grofweg op een zelfde indeling als de indeling waar de Vrije Universiteit in zijn kwadrantenmodel op uitkwam. Verassend was dat eigenlijk niet, eerder geruststellend.