Homo Musicus – di 23 okt 2007

cultuurdebat

In poppodium MeZZ een nieuwe episode van het groot stedelijk cultuurdebat. Het ging, uiteraard, over het popklimaat in de stad.

Uiteindelijk waren het vooral de bekende gezichten die acte de présence kwamen geven. Op zich niet zo vreemd, want zoveel trekkers kent het Bredase popwereldje nu ook weer niet. Heel veel verassends werd er niet gezegd, maar dat maakt de uitkomsten van het debat niet minder relevant..

Drie dingen leidden uiteindelijk tot veel discussie in de zaal. Allereerst de sluitingstijden. Het is, ik heb het hier al vaker gezegd, voor organisatoren van dance-events belangrijk dat de openingstijden verruimd worden. Het huidige beleid om twee uur te sluiten, is volstrekt uit de tijd. En sommigen kunnen wellicht wel vinden dat mensen niet zo laat uit moeten gaan, dat wil niet zeggen dat die mensen zich daar ook maar iets van aan zullen trekken. Als straks het nachtnet ook Breda zal aandoen, dan zullen veel mensen geregeld afreizen naar de randstad, om daar naar dance-feesten te gaan. Wil je als Breda aantrekkelijk blijven, zullen de openingstijden rap worden verruimd.

Een tweede, breed gedeelde opmerking, ging over de mogelijkheden voor beginnende bands om op te treden. Directeur Frank Zijlmans werd verweten te weinig lokale bands te programmeren als voorprogramma van grote namen. ‘ik zou wel willen’, zei Frank, ‘maar bands nemen tegenwoordig vaak zelf hun eigen voorprogramma mee.’

Een derde opmerking ging over het POB, het plaatselijke popcollectief. Zou deze organisatie niet meer kunnen betekenen voor het begeleiden van bands en het ondersteunen van nieuwe initiatieven. ‘Ja’, vond iedereen. Maar de organisatie bestaat nu uit één betaalde kracht en een groep goedbedoelende vrijwilligers met een beperkte hoeveelheid tijd. Iets meer betaalde krachten om als begeleider op te treden, zouden zeer welkom zijn. En dat is uiteindelijk natuurlijk gewoon een ordinaire centenkwestie.

Ik voeg er zelf nog één opmerking aan toe. In Breda willen bands nog wel eens denken dat als je maar goed kan spelen, je er wel komt. Maar dat is niet zo. Als muzikant moet je bereid zijn keihard te werken, te repeteren en je suf te bellen om geboekt te worden. Dat is meer dan een demootje opnemen en rondsturen. En zelfs dat is alles behalve een garantie op succes. Het muzikantenbestaan is nu eenmaal zwaar.

Homo Somnians – vr 5 okt. 2007

Breda's Museum

Jeroen Grosfeld is de directeur van het Breda’s Museum. In het kader van het Stedelijk Cultuurdebat gaf hij een presentatie over de toekomstvisie van het museum.

Jeroen had grootste plannen. Nieuwbouwplannen zelfs. Er moest een grote ruimte bijgebouwd worden. Een vierkant blok dat ruimte moest gaan bieden aan de mooiste stukken uit de collectie. Een replica van het Turfschip bijvoorbeeld, schaal 1 op 4. En aan de achterzijde van het gebouw moest een nieuwe ingang komen. De voorkant van het Breda’s Museum staat nu namelijk nogal onzichtbaar in een nieuw-gebouwde woonwijk.

Dat laatste komt omdat het museum is gevestigd in het statige hoofdgebouw aan de rand van het terrein van de voormalige Chassé-kazerne. Op het kazerneterrein is een moderne woonwijk verrezen. Het museum-gebouw is dus nogal naar binnen gekeerd.

En als die nieuwe ingang er komt, uitkijkend over de weg langs het voormalige kazerneterrein, dan moeten er wellicht ook wat doorkijkjes gemaakt worden in de aan de overzijde gelegen Lange Stallen. Dit voormalige stallen is al lange tijd in gebruik als woon- en atelierruimte en herinnert nog aan de klassieke houten stalstructuur uit de zeventiende eeuw. De huidige, stenen bebouwing dateert uit 1765, ware het niet dat er enkele decennia geleden een verdieping opgebouwd is, voorzien van oerlelijke, driehoekige dakkapellen. Het gebied achter de Lange Stallen is nu een lelijk parkeerterrein, waar ooit een boerderij had gestaan, maar wordt binnenkort ontwikkeld als extra toevoeging aan de detailhandel in de binnenstad. Geen wonder dus dat Grosfeld graag doorgangetjes wil die uitkijken op de ingang van zijn museum. Toch ging hij wat mij betreft daar toch echt te ver. De Lang Stallen zijn monument: een doorkijkje of twee zou van één lange stal drie korte stalletjes maken. Weg historische structuur. Een historisch museum zou beter moeten weten.

De plannen van Grosfeld waren al met al een beetje over de top. Toch waardeer ik het als museumdirecteuren out-of-the-box durven te denken. Onafhankelijke geesten met droomwensen. En laat ik hem op één punt gelijk geven. Het huidige museum heeft evenveel tentoonstellingsruimte als depotruimte in zijn museum. Dat is een duur depot op dure grond, midden in het centrum van Breda. Als we het depot kunnen verplaatsen naar een goedkopere ruimte aan de rand van de stad, dan kan het museum zijn tentoonstellingsruimte zonder veel problemen verdubbelen. Geen dure verbouwingen, geen rare nieuwbouw. Gewoon logisch nadenken.

Homo Concinnus – za 22 sept. 2007

door Pien Storm van Leeuwen

Sem Mallee is kunstenaar. En Sem is ook begaan met de wereld. Dus maakte Sem enkele jaren geleden een vijftig meter lang schilderij over de bevrijding van Breda. Geen kunstinstelling wilde het exposeren. Uiteindelijk werd het vredesdoek in Bergen op Zoom tentoon gesteld.

Het was toen aanleiding voor mij om daar gepikeerde vragen over te stellen aan de wethouder. En dat kon Sem dan wel weer waarderen. Reden voor hem om me uit te nodigen voor de onthulling van een nieuw mega-project. En dat kon ik dan wel weer waarderen. Dit keer was het een vijftig meter lang milieuschilderij, gemaakt door vijftig verschillende kunstenaars. En dankzij de hoon die de Bredase instellingen destijds ten deel viel, maar misschien ook wel een beetje omdat de nieuwe cultuur- en milieuwethouder een GroenLinkser is, kon Sem dit maal kiezen in welke instelling hij zijn doek zou exposeren.

Sem wil het schilderij na de expositie cadeau doen aan Al Gore. Sem weet zelf namelijk dondersgoed hoe je de media moet halen.

Homo Disceptans – di 26 juni 2007

Electron

In het kader van het stedelijke cultuurdebat was er in Electron vanavond een discussie onder jongeren. Is Breda een culturele stad voor jongeren en zo niet, wat moet er dan veranderen?

De discussie richtte zich vooral op underground. Of vernieuwende cultuur, om het zo maar e noemen. Want studentenkroegen zijn er in Breda voldoende. In elke stad wel, denk ik zo. En, zo vonden de meeste aanwezigen, underground moet het in eerste instantie hebben van de creatieve ideeën van mensen zelf. Op vernieuwende kunstuitingen kun je nu eenmaal geen beleid schrijven.

Waar de gemeente wel wat aan kan doen is haar starre houding, waarin bijna niets kan. De gemeentelijke organisatie, met al zijn bureaucratische regels, lijkt elk nieuw initiatief eerder tegen te werken dan te stimuleren. Zeker voor iemand die nog nooit iets georganiseerd heeft, werkt dat demotiverend. Dankzij de verstikkende ambtenarij worden evenementen vaak al geannuleerd voordat ze goed en wel aangekondigd zijn.

Dus iets meer begeleiding voor nieuwe initiatieven zou wenselijk zijn. ‘En verruimde sluitingstijden’ riep één van de aanwezigen en keek daarbij hoopvol naar mij. ‘Ik ben er nog steeds mee bezig’, antwoordde ik, ‘maar jullie zouden het makkelijker maken als jullie ook wat van je zouden laten horen bij de volgende commissievergadering’. Dat was een deal.

Homo Culturalis – wo 9 mei 2007

cultuurdebat

Eindelijk, de lang verwachte opening van het Cultuurdebat. Alhoewel, van een debat was nog weinig sprake.

Cultuur was er volop in de tot leegstaande kantoren verbouwde Annakerk. Bij binnenkomst moest iedereen door een detectiepoort. ‘Houd Uw droom gereed’, stond er op de lichtkrant bovenop de detector. Zeer druppelsgewijs werden de mensen binnengelaten, om daarna in een biechthokje de droom voor de cultuur in Breda op te biechten. Die droom werd direct uitgeprint op een A4-tje, dat weer door als medici geklede acteurs van het Loodztheater naar het koor werden gebracht om vanaf daar naar beneden geworpen te worden. Alle dromen op een hoop.

Enkelen, waaronder stadsbeiaardier Jacques Maassen, konden het geduld niet opbrengen en gingen over de afbakening heen de zaal in. Kunst heeft onder meer als doel om een reactie los te brengen bij mensen. Onbedoeld waren zij die zich onttrokken aan het schouwspel dus onderdeel van het spel.

Voor de rest was het voornamelijk éénrichtingsverkeer. Een nogal flauwe speech van vervangend cultuurwethouder Henk Snier (Wethouder Wilbert Willems is aan het revalideren van een knie-operatie) en een verhaal van enkele culturele spelers die vertelden over de projecten waar ze mee bezig zijn. De enige die nog echt kon bekoren was Oscar Kocken met een prikkelende column over het gevaar van ambitieuze steden die cultuur misbruiken om een wijk op te pimpen. Sowieso maakte de rebelse ex-Spunker al meteen pijnlijk duidelijk dat Breda een columnist uit Amsterdam moest betrekken om iets zinnigs over cultuur te zeggen, omdat ze er binnen de eigen stadsgrenzen kennelijk geen konden vinden, om daarna met een aantal bijzondere wendingen het publiek veelvuldig op het verkeerde been te zetten.

Na afloop zaten de usual suspects uit de culturele wereld van Breda rond de bar om te netwerken met andere usual suspects van wie ze de mobiele telefoonnummers toch al in het geheugen van hun telefoon hebben zitten. De unusual suspects waren helaas niet te bekennen.

Terwijl ik zit te wachten en te hopen op de eerste gek die milieuvriendelijke, afregenbare verf tegen de grote kerk op het gemeentehuis aansmijt. Elk ander waanzinnig idee is natuurlijk ook goed. De beurt is aan het culturele veld zelf. Geen bijeenkomsten vol gaaphonger, maar een schreeuwerig debat. De kunstenaars moeten het debat gaan kapen. Kom op jongens, ik daag jullie uit, laat van je horen!

Homo Culturalis – wo 28 febr. 2007

Danstheater De Stilte

Her jaar 2007 wordt in Breda het jaar van het grote cultuurdebat. Inwoners, cultuurinstellingen, kunstenaars, musici, theatermakers, dansers en dichters; iedereen die iets met cultuur doet of er in geïnteresseerd is, kan meepraten over de culturele aspiraties van de stad. Dat krijg je als GroenLinks in de coalitie zit.

De aftrap van het debat vond plaats in de raadscommissie. Op basis van een plan van aanpak van de speciaal hiervoor gevraagde ’trekker’ Geert Geursveld. Het stuk leverde zelf al meteen discussie op, vanwege een korte en vrij irrelevante passaqge waarin stond dat er tussen 1980 en 1995 in Breda niets gebeurde op cultureel vlak. Sommige commissieleden vonden het wat kort door de bocht, maar de opmerking bevatte wel degelijk een kern van waarheid. In die periode ontstond weinig nieuws en bloedde veel van het oude dood.

Ik maakte me in de commissie sterk voor de avant garde. Te vaak vervallen culturele discussies in grote verhandelingen over de positieve economische spin-off die cultuur kan hebben. Het levensgrote risico van die gedachte is, dat alleen voor economisch aantrekkelijke cultuur nog aandacht en geld beschikbaar is. Cultuur mag economisch rendement hebben, maar dat mag geen leidend criterium worden in de visie op de culturele toekomst van de stad. L’art pour l’art.

Er is in de vorige periode met heel wat vergezichten gesmeten. Zo hadden we het Soho van Breda, het Montmartre aan de Mark en een tripple-O campus voor de creatieve industrie. Vergezichten waarbij schilders op warme zomeravonden met ezel en al op de stoep voor hun woning hun kunstwerken maakten en dichters op elke straathoek hun verzen declameerden. Deze vergezichten hadden een dramatisch gebrek aan realiteitszin. Wie cultuur beschouwt als instrument voor het economisch beleid, vergrijpt zich aan een waardevol goed.
Alles van waarde is weerloos, schreef Lucebert. We moeten bewijzen dat dat in Breda niet zo is.

Beste André – vr 28 okt. 2005

Deze week verbood cultuurwethouder André Adank de directeuren van het cultuurbedrijf mee te werken aan een stedelijk cultuurdebat. Ik vind juist dat deze directeuren een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan dat debat. Ik schreef een open brief aan de wethouder.

Aan de Wethouder van Cultuur
Dhr. André Adank
Claudius Prinsenlaan 10
4811 DJ Breda
verzending per fax en brief

Breda, 28 oktober 2005

Betreft: Open brief aan de Cultuurwethouder van Breda

Beste André,

Allebei hebben wij iets met cultuur. Jij als wethouder, ik als lid van de commissie cultuur. Qua visie op het cultuurbeleid zijn we het grondig oneens. Jij ziet cultuur graag als economische motor van de stad, ik zie het meer als eigenstandige waarde. Jij bepleit een sterke leiding vanuit het stadskantoor, terwijl ik er van overtuigd ben dat het verstandig is om het culturele leven in de stad zoveel mogelijk van onderop te laten inrichten. Ondanks dat verschil van inzicht, heb ik waardering voor de manier waarop je sommige zaken aanpakt. Het enthousiasme waarmee je reageerde op het bevrijdingsschilderij over Breda, dat ook in jouw ogen zeker in Breda een plek moest krijgen, vond ik positief. Ook vond ik het zeer positief dat je bij de laatste commissievergadering cultuur de commissieleden hebt opgeroepen om vooral het debat met het cultuurveld aan te gaan. Wellicht dat deze open brief een aanzet kan geven voor dat in ieder geval door mij, maar als ik je in de commissie goed verstaan heb, ook door jou vurig gewenste debat.

Ik was dan ook erg geschrokken toen ik deze week las dat jij de directeuren van het cultuurbeleid verboden hebt mee te doen aan een cultuurdebat dat het veld zelf van plan is te organiseren. Juist deze directeuren, die met beide voeten in de aarde staan, kunnen een heel zinnige bijdrage leveren aan zo’n debat over het culturele leven in de stad. Hen monddood maken, zou een cultuurdebat op voorhand mankeren. Jij beargumenteert dat met de mededeling dat een cultuurdebat in de politiek thuis hoort. Onjuist, als je het mij vraagt. Debatten over cultuur horen allereerst in de stad plaats, tussen burgers, kunstenaars, beoefenaars en ‘lijndragers’ in de culturele sector. Het probleem van het cultuurdebat is juist dat het zich te veel afspeelt tussen de muren van het stadhuis en op de burelen van de vakdirectie. Een groot, stedelijk cultuurdebat zou juist tot verfrissing en vernieuwing kunnen leiden. Daar heeft de raad behoefte aan. Een ieder die daar anders over denkt, heeft oogkleppen op.

Wie leiderschap wil geven aan de culturele sector in Breda, moet verantwoordelijkheid neerleggen bij de uitvoerders en niet zelf dingen bedenken in stoffige kantoren met pre-fab meubels. Cultuur ontstaat niet op conferenties en congressen over de toeristische meerwaarde van cultuur, maar op bruisende bijeenkomsten met kunst en debat. Een wethouder cultuur moet vertrouwen geven en kritiek accepteren, in plaats van halsstarrig eigen lijnen uitzetten. Ik vind het jammer en schadelijk dat je jezelf, door het buitenspel zetten van de directeuren van ons cultuurbedrijf, deze mogelijkheid voor reflectie ontneemt.

Het spreekverbod verdraagt zich niet met de creativiteit die inherent verbonden is aan deze sector. Het dreigement dat mensen die desondanks hun mond open doen, op zoek kunnen naar een andere baan, gaat in mijn ogen veel, maar dan ook veel te ver. Een cultuur van angst en dreigementen zal het veld lamleggen. Dat geeft jou misschien vrij baan je beleid zonder tegenwind uit te voeren, maar leidt uiteindelijk niet tot een vruchtbaar cultureel klimaat. Het past ook niet in een democratie om criticasters op deze wijze de mond te snoeren. Democratisch leiderschap vereist juist het incasseren en in het beleid verwerken van de kritiekpunten.

Ik roep je op tot een vrijzinnig leiderschap. Waarbij je je meer laat voeden van onderop dan door de rekenmeesters op het stadskantoor. Waarbij je open staat voor kritiek en je linkerwang toekeert, in plaats van terugfluit. Waarbij je je leiderschap gebruikt om het beste bij anderen boven te halen, in plaats van hen in te perken en in het hok te duwen. Wanneer dat lukt, ontstaat er iets moois. Wanneer dat niet lukt, geef ik je ter overweging dat het bij een conflict niet vanzelfsprekend is, dat de ondergeschikten ‘op zoek moeten naar een andere baan’.

Tot slot een culinaire opmerking. Wanneer een woordvoerder zegt dat de vakdirectie ‘het deksel wel op de pan schuift, wanneer deze dreigt over te koken’, geeft dat niet veel vertrouwen. Wie wel eens aardappels op het vuur zet, weet dat wanneer een pan dreigt over te koken, er maar één ding te doen is: het deksel eraf halen. Wie het deksel stevig op de pan drukt, kan twee dingen verwachten: blaren op de vingers en een heel smerig fornuis.

Ik wens je veel succes en wijsheid toe,
met hartelijke groet,

Selçuk Akinci

cc. pers cultuurinstellingen cultuurorganisaties