Macaroni

Penne

Als ik mijn wereldbeeld zou moeten omschrijven, doe ik dat met de woorden progressief, vrijzinnig en liberaal. Ik zie mezelf als vrijheidsdenkend, vrijheidslievend en vrijheidsminnend. Het wordt interessant wanneer je zo’n opvatting gaat vertalen naar het persoonlijke leven.

Er zijn, grofweg, die vlakken waarop mensen zich tot elkaar verhouden. Het intellectuele vlak, het emotionele vlak en het fysieke vlak. Je kunt iemand intellectueel spannend vinden, of juist ronduit saai. Emotioneel kun je van iemand houden, of iemand haten. En fysiek is er een wereld tussen vechten en vrijen. Alhoewel sommige huwelijken bewijzen dat het ook allebei kan. Op deze vlakken, intellectueel, emotioneel of fysiek, knopen wij allerlei relaties met malkander aan.

Nu wil het geval dat onze samenleving om duistere en op geen enkele wijze logisch verklaarbare redenen die waarschijnlijk verband houden met en oorsprong vinden in de Rooms Katholieke Kerk, ooit bedacht heeft dat het fysieke aspect van een relatie exclusiviteit geniet. En om nog duisterder reden is dat nog steeds het uitgangspunt van relatievorming in Nederland. Wie een romantische relatie aangaat met iemand van de wederhelft – of iemand van de eigen helft, mocht U dat verkiezen – doet daarmee de impliciete belofte lichamelijk ‘trouw’ te zijn. Een impliciete belofte waar de ander overigens expliciet op zal handhaven. Onthoud nu even het woord ‘trouw’. Want het is een curieus gegeven dat in romantische partnerschappen dat begrip trouw enkelvoudig op alleen het fysieke deel van de relatie toegepast wordt.

Intellectuele exclusiviteit is niet alleen een gotspe, het is vooral een onoverbrugbare tegenstelling. Wie zijn grenzen niet verlegt, de horizon niet verruimd, kan immers niet intellectueel genoemd worden. Wie intellectueel een exclusieve relatie zou aangaan, zal zijn intellect voor altijd onontgonnen laten. Een wereld zonder meervoudige intellectuele relaties is volstrekt ondenkbaar.

Emotioneel is ‘concurrentie’ ook toegestaan. Men mag een romantische relatie hebben, men heeft daarnaast ook altijd nog familie, vrienden, aardige collegae en waarschijnlijk een stuk of wat echt goede vrienden waarmee men een heel diepe band onderhoudt. Romantische relaties die daar tussen denken te moeten komen zijn geen lang leven beschoren. Volstrekt logisch dat er intellectueel en emotioneel geshopt mag worden. Sterker, moet worden, want het maakt ons mens.

De reden van dit betoog: Ik ben hardgrondig aanhanger, propagandist en verspreider van het macaroni-beginsel. Macaroni, mits goed klaargemaakt, is best lekker. Maar dat is nog geen reden om nooit meer iets anders dan macaroni te eten. En net als met macaroni, zo is het ook met fysieke intimiteit. Of beter gezegd, met seks. Ik kan me voorstellen, en ik hoop, dat iedereen seksueel meer dan gelukkig is met zijn of haar exclusieve partner. Maar het blijft natuurlijk wel gewoon elke dag macaroni. De ene dag misschien een wat andere saus, wat andere kruiden erbij. Maar macaroni. Terwijl het hart soms schreeuwt om Bouillabaisse. In de afwisseling, daar hebben ze het avontuur verstopt.

Over iets meer dan elf dagen is het lente. Tijd voor een frisse wind. Een mooi moment om de ramen te openen en dat conformistische relatie-beeld uit het raam te gooien. Laat vanaf nu het woord ‘trouw’ niet meer worden gedefinieerd door de mate waarin Uw partner met anderen de lakens deelt. Laat het gedefinieerd worden door al die keren dat Uw partner daarna weer is teruggekomen. Dat, lieve vrienden, dat is trouw.

De terugweek – week 6.2 2009

Tanks op het plein van de Hemelse Vrede
Tanks op het plein van de Hemelse Vrede

Woensdagavond stond het veiligheidsprogramma centraal in de commissie Bestuur. Een hoop speerpunten waar je het allemaal niet mee oneens kunt zijn, maar ik miste een overkoepelende visie. En dat gaf mij de gelegenheid om een al wat langer sluimerend punt van mezelf maar eens naar voren te schuiven, namelijk over de verruwing van de samenleving.

De ombudsman schreef een jaar geleden al eens dat burgers soms ontzettend ruw en vol onbegrip kunnen reageren op de overheid, maar dat het handelen van de overheid daar zelf vaak mede debet aan is. Zo willen ambtenaren zich nog wel eens verschuilen achter regels, zonder uit te leggen waarom iets niet kan of juist moet. Of soms worden regels gebruikt voor zaken waar ze oorspronkelijk niet voor bedoeld zijn. Iedereen kent situaties waarbij de overheid zich onredelijk star opstelt, terwijl een enigszins flexibele houding logisch zou zijn. De ombudsman pleitte dan ook voor een overheid die meer servicegericht werkt.

Die ontwikkeling kun je ook zien bij het dossier veiligheid. Elke onwenselijke situatie proberen we te voorkomen door regeltjes in te voeren. Soms zijn dat goede regels, soms zijn ze wat ondoordacht. Maar met elke nieuwe regel wordt het steeds minder vanzelfsprekend om het gezond verstand te gebruiken. Terwijl dat eigenlijk het eerste uitgangspunt zou moeten zijn. Van politiemensen wordt vervolgens verwacht dat zij al die duizenden regeltjes gaan handhaven. Zeker wanneer een regel onduidelijk is, niet begrepen wordt of onwerkbaar is, leidt dat tot gevoelens van onmacht en agressie. In plaats van dialoog, komen twee partijen lijnrecht tegenover elkaar te staan.

Wat je ook ziet is dat de wijze waarop sommige politiebeambten mensen aanspreken, niet optimaal is. Het komt misschien door de werkdruk, maar bij sommigen begint een gesprek al meteen afstandelijk. Met een wat meer open, vriendelijke toon bereik je vaak veel meer en werk je deëscaleren. Pas als dat niet werkt, kun je altijd nog op een meer dwingende aanpak overgaan. Iedereen zal het belachelijk vinden dat iemand een boete krijgt voor het niet bij zich hebben van een ID-bewijs als er verder niets aan de hand is.

Mijn suggestie voor de burgo: schrijf nu eens een overkoepelende visie voor de vertegenwoordigers van het gezag, of het nu ambtenaren of politiemensen zijn, over bejegening. Zowel in woord als in daad. Hoe willen we dat de overheid met zijn burgers omgaat? Dus, als voorbeeld, niet alleen om een ID-bewijs vragen als je dat wil zien, maar ook uitleggen waarom je dat doet. Niet meteen een boete opleggen als iemand dat niet bij zich heeft.

De burgemeester vond het een interessante suggestie en gaat ‘m uitwerken.

Homo Feriatus – vr 3 okt 2008

snoep

Elk jaar als het weer suikerfeest is, hoor je ergens wel iemand roepen dat het tijd wordt om daar een nationale feestdag van te maken. Desnoods in ruil voor tweede Pinksterdag.

Dat lijkt een sympathiek voorstel. Maar wat mij betreft doen we dat dus niet. Niet omdat ik Pinksteren zo graag in ere wil houden, maar omdat ik denk dat het invoeren van weer nieuwe, op religie gebaseerde feestdagen, onderhand maar eens afgelopen moet zijn.

En als de Islam al een eigen feestdag moet krijgen, kun je andere religies niet achterstellen. Er is volgens mij geen enkele reden om Jom Kipoer of Chanoeka bijvoorbeeld niet tot officiële nationale feestdag te benoemen. Voor een land met een joods-christelijke cultuur hebben we namelijk maar opvallend weinig joodse feestdagen op de nationale kalender staan. En als je daar eenmaal aan gaat beginnen, blijkt al snel dat er niet genoeg Pinksterdagen zijn om in te ruilen.

Wat mij betreft worden, op nieuwjaar en, vooruit dan maar, Koninginnedag na alle officiële nationale feestdagen afgeschaft. Mensen krijgen daarvoor een pakket vrije dagen dat ze naar eigen believen mogen inzetten. Om religieuze minderheden te beschermen krijgen zij het afdwingbare recht om op voor hun sacrale dagen vrij te nemen van hun werk, dat niet door de werkgever in te perken is. Behalve dan voor beroepen als politieagent, brandweerman en ziekenhuispersoneel, waarbij altijd een minimale bezetting zal moeten draaien.

Sommigen zullen zeggen dat daarmee de sociale samenhang onder druk komt te staan. Die denken dat de samenleving behoefte heeft aan collectieve rustmomenten. Die mensen zijn een beetje raar in hun hoofd. De samenleving is geen uniform geheel en het zal de ene helft van de samenleving werkelijk een worst zijn wanneer de andere helft van de samenleving een collectieve vrije dag heeft.

Jammer voor de Islamieten. Ik gun ze hun vrije dag van harte. Zolang ik maar gewoon mag werken. En trouwens, in het kader van de bestrijding van het overgewicht, zouden ze het suikerfeest eigenlijk niet gewoon moeten verbieden?

Homo Liber – za 31 mrt. 2007

college non-conformisme (foto: Sjoerd Bakker)

In de agenda stond het tweedaagse congres van de groenlinkse jongerenorganisatie Dwars, dit weekeinde in Arnhem. En dus toog ik ’s ochtends naar het Oosten, gewapend met laptop, congresreader en een vers paar sokken en een onderbroek.

Het ochtend- en middaggedeelte van het congres bestond onder meer uit het doorvoeren van weer een hele waslijst aan wijzigingen van statuten en huishoudelijk reglement. Daaronder ook de afschaffing van het duo-voorzitterschap. Het was de sluitsteen van een al jaren geleden ingezette koers van bestuurlijke vernieuwing, waarbij Dwars van een naar basisdemocratische idealen ingerichte, platte, platte organisatie werd omgevormd tot een hiërarchische organisatie met een conformistische structuur. Dat dat eraan zat te komen, was twee jaar geleden al te vrezen.

’s Avonds was het mijn beurt om een debat te leiden tussen socioloog Dick Pels (Waterlandstichting) en Politicoloog Robbert Jan van der Veen. De discussie ging over de vrijzinnige koers die GroenLinks en Dwars al enige jaren belijden, maar van een echt debat was weinig sprake, omdat beide heren de vrijzinnige koers grotendeels onderschrijven. Dus maakte ik er een debat in de diepte van. Geen sprankelend vuurwerk, maar inhoudelijk interessant, al was het voor enkele nieuwelingen misschien behoorlijk taaie kost.

Dit alles culmineerde in het traditionele feest waarmee de eerste dag van een Dwars-congres altijd wordt afgesloten. De jongste aanwezige, een knul van vijftien, bood me – na een prettig gesprek onder het genot van enkele biertjes – een joint aan.

Plots stonden twee Dwars-homo’s voor onze neus, die ons vermanend toe begonnen te spreken. “Vijftien jaar, dat is veel te jong voor alcohol en al helemaal voor een joint.” ‘Pardon?’, dacht ik. Ondertussen werd ik om mijn oren geslagen met de wet.

Het was hoog tijd voor een college non-conformisme. Waarbij de vrijheid om te doen en te laten wat je zelf wilt, het hoogste goed is. Waarbij het vrijlaten van mensen gepaard moet gaan met verantwoordelijkheid gedrag van het individu. Dat jongeren de nobele taak en plicht hebben om grenzen op te zoeken en af en toe te overschrijden. En dat, als het er op aan zou komen, wel zou opwerpen als volwassen begeleider. Er zijn momenten dat je lak moet hebben aan de burgerlijke moraal. Of, zoals de leus bij ons vroeger was: ‘Soms moet je gewoon even Dwars liggen’.

Licht sputterend dropen de beide heren af, bang om voor conformistische conservatief uitgemaakt te worden – na een soa toch zo’n beetje het ergste wat je als homo kan overkomen. Zodat wij met z’n tweeën buiten een joint konden roken.